
Bij deze gunstige ontwikkeling moet bedacht worden dat het verzuim in 2006 (en in voorgaande jaren) berekend is volgens de doorbetalingsregeling die vóór 2006 van kracht was. Deze hield in dat een werkgever de beloning van een zieke werknemer maximaal één jaar moest doorbetalen. Vanaf 2006 bedraagt de maximale doorbetalingperiode 2 jaar. Het verzuim waarvoor de werkgevers in de bouw in 2006 de beloning moeten doorbetalen is met 5,2 procent dan ook 0,6 procent hoger dan het hiervoor vermelde verzuimpercentage van 4,6. Voor de werkgevers is er van 2005 op 2006 dan ook sprake van een toename van het verzuim.
Rugklachten
Deze en onderstaande gegevens zijn ontleend aan het zojuist gepubliceerde rapport ‘Het ziekteverzuim in de bouwnijverheid in 2006’, uitgebracht door het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid te Amsterdam. De meldingfrequentie (het gemiddelde aantal ziekmeldingen per werknemer) daalde in 2006 van 0,71 tot 0,66. Bij het bouwplaatspersoneel daalde de meldingsfrequentie van 0,80 naar 0,76. Bij het UTA-personeel daalde deze van 0,52 naar 0,46.
Bij het bouwplaatspersoneel hebben rugklachten een relatief hoog aandeel in het verzuim. Hieruit blijkt de fysieke belasting waaraan deze werknemers blootstaan. Het verzuimpercentage ligt in 2006 in de b&u-sector op een hoger niveau dan in de gww-sector. De afbouwbedrijven hebben in 2006 een hoger verzuimpercentage dan gemiddeld; ook is bij deze bedrijven de meldingsfrequentie relatief hoog. In grote lijnen geldt dat de meldingsfrequentie oploopt naar mate de grootte van het bedrijf toeneemt. Het verzuimpercentage neemt juist af met de grootte van het bedrijf.
Bron: Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid