In het Amsterdams Cultureel Vastgoedfonds, een naamloze vennootschap, komen onder andere Carré, het Muziekgebouw aan ’t IJ en het Stedelijk Museum. De gemeente overlegt nog met het stadsdeel Centrum over de overname van Paradiso, de Melkweg, de Balie en de Hollandsche Schouwburg. Het fonds gaat in het begin tien tot twaalf gebouwen tellen, maar dat worden er op termijn meer.
Deelnemers
De Amsterdamse wethouder van Cultuur Carolien Gehrels heeft het plan voorgelegd aan de gemeenteraad. Gehrels hoopt dat grote beleggers als banken en pensioenfondsen, maar ook particulieren, willen deelnemen in het fonds.
De aandelen zullen volgens Gehrels een procent of 2 à 4 per jaar gaan opbrengen, vergelijkbaar met een spaarrekening. Gehrels hoopt op eenzelfde fiscale behandeling van de opbrengst als bij het Triodos Cultuurfonds. Daarbij krijgt de belegger die investeert in culturele instellingen een fiscaal voordeel van maximaal 2,5 procent.
Onderhoudsachterstand
‘We kampen jaarlijks met een achterstand van 13 miljoen euro aan onderhoud’, zegt Gehrels. ‘We vestigen onze hoop op investeerders en particulieren die willen bijdragen aan de cultuur in de stad. Je kunt het zien als een emotie-aandeel, vergelijkbaar met het kopen van een aandeel in Ajax. Rijk zul je er niet van worden. Het gaat niet om lange-termijngewin, maar om lange-termijnonderhoud.’
Het fonds wordt gevoed met de huuropbrengsten. Ook denkt Gehrels erover om enkele volgens haar minder belangrijke panden te verkopen om de opbrengst ervan in het fonds te storten. Als voorbeeld noemt ze het gebouw van het Nederlands Popinstituut aan de Prins Hendrikkade.
Alarm
Amsterdam telt 120 gesubsidieerde kunstinstellingen. Daarvan zijn er vijftig gevestigd in panden die in handen zijn van de gemeente. De Amsterdamse Kunstraad sloeg eerder alarm over de exploitatie en het onderhoud van de gemeentelijke kunstgebouwen. Maar voor een bouwstop, zoals de Kunstraad voorstelde, voelt Gehrels niets. ‘Dan zet je de stad op slot. Ik hoop dat er dankzij het vastgoedfonds meer geld zal overblijven voor de programmering.’
Bron: Volkskrant