Ga naar hoofdinhoud

Dakplaatbevestiging niet bestand tegen wind


Een aannemer sluit een overeenkomst met een opdrachtgever voor de bouw van een gebouw. Die komt er, maar tijdens zware storm waaien een deel van de aluminium beplating en enkele stalen dakplaten weg. De opdrachtgever stelt de aannemer aansprakelijk, die naar de onderaannemer wijst. Beiden krijgen gelijk.

Stalen dakplaten
Het door de onderaannemer uitgevoerde dak bestaat uit op stalen spanten bevestigde stalen dakplaten, 160mm hoge stalen afstandhouders, isolatiemateriaal en op de afstandhouders bevestigde gebogen aluminium platen. Er is sprake van een licht hellend dak dat aan de rand afbuigt in een verticaal deel, dat weer een overstek vormt ten opzichte van de gevel van het gebouw. Ter hoogte van de afbuiging van het dak is een in het dakvlak verdiepte goot aanwezig.
Tijdens de bezichtiging constateert de arbiter dat de stalen afstandhouders waarmee de aluminium beplating op de stalen dakplaten is bevestigd, in horizontale lijnen zijn aangebracht. Daardoor is de beplating telkens per rij gemonteerd in één bovenflens van de stalen dakplaten, in plaats van verspreid over meerdere bovenflenzen, zoals bij diagonale bevestiging. Als gevolg van deze lijnbelasting werd de windbelasting niet gelijkmatig verdeeld, maar geconcentreerd op de bevestigingen van de stalen dakplaten ter plaatse van de belaste bovenflens. Ook is de aluminium beplating aan de voet van het dak niet bevestigd op een randbalk of een bevestigingsprofiel, zodat de bevestigingen van de stalen dakplaten hier extra werden belast.

Bevestigingsprofiel
Volgens de arbiter zijn de onderste bevestigingen van de stalen dakplaten op de spanten bezweken door de manier van lijnbevestiging in combinatie met het ontbreken van de voetbevestiging. De wind kreeg hierop vrij spel, waardoor de stalen dakplaten geheel zijn losgekomen en de aluminium beplating naar de dakgoot toe heeft losgetrokken. Als een domino-effect.
De onderaannemer had aan de voet van de aluminium beplating een bevestigingsprofiel moeten aanbrengen, en heeft dit verzuimd. In relatie tot de opdrachtgever is de aannemer hiervoor aansprakelijk. Maar hij is niet de enige. Ook de opdrachtgever had de foutieve bevestigingen kunnen en moeten opmerken. Hij liet namelijk een deskundige constructeur toezicht op de bouw houden.
20 procent van de schadelijke gevolgen komt daarom voor rekening van de opdrachtgever, de aannemer betaalt het overige percentage. In de praktijk komt dat laatste neer op 145.899,01 euro. Van die 80 procent draagt de aannemer 20 procent, de onderaannemer 60 procent. De proceskosten à 8.824,70 euro worden onder de opdrachtgever, aannemer en onderaannemer verdeeld.

Geschilnummer 26.825

Tekst: Viola Huurnink

Illustratie: Pennestreek

Blijf voorop in de bouw met de Bouwwereld nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste (product)nieuws, trends en ontwikkelingen over bouwtechniek in je mailbox. Sluit je aan bij 16.000 bouwprofessionals en mis niets!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.