‘De veiligheid komt in het gedrang door de complexiteit in de structuur van de uitvoering van bouwwerken waar meerdere onderaannemers bij betrokken zijn.’ Dat schrijft de Onderzoeksraad voor Veiligheid in zijn rapport over de instorting van een vloer van de B-tower in Rotterdam op 21 oktober 2010. Het rapport is dinsdag gepubliceerd.
Bij het ongeval raakten vijf bouwplaatsmedewerkers zwaargewond. Uit het onderzoek blijkt dat de derde verdiepingsvloer tijdens de bouw is ingestort doordat de tijdelijke ondersteuningsconstructie – een steigersysteem – onvoldoende stabiel was. Dat kon onder andere gebeuren door het ontbreken van 55 van de 59 schoren aan een zijde van de constructie. Ook schortte het aan controle en een gezamenlijke veiligheidsaanpak en was er ontoereikende coördinatie.
Afspraken
De Onderzoeksraad constateert op basis van het onderzoek naar het ongeval met de B-Tower en een vergelijking met eerdere ongelukken dat partijen in de bouw er onvoldoende in slagen duidelijke afspraken te maken over veiligheid en verantwoordelijkheid voor veiligheid. Ook slagen partijen er niet in afspraken in de praktijk na te komen. Daardoor denkt iedereen dat de verantwoordelijkheid voor controle op veiligheid bij een ander ligt.
Verdiepingsvloer
In de ochtend van 21 oktober 2010 werd beton gestort op de derde verdiepingsvloer van de in aanbouw zijnde 70 meter hoge woon-winkeltoren. Op het moment dat de betonstorters hier bijna klaar mee waren, stortte ongeveer 300 m2 vloer in. De vloer kwam, elf meter lager, op de onderliggende verdieping terecht. De vijf mensen die boven op de vloer aan het werk waren, vielen met de vloer naar beneden en raakten hierbij zwaargewond.
J.P. van Eesteren, de aannemer van de B-Tower, erkent in een reactie op het rapport dat ‘in het specifieke geval van de B-Tower de montage van de ondersteuningsconctructie en de controle daarop niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden’.
(Foto: KLPD)
Hoort dit artikel niet in de rubriek “Bouwfouten”?