Als marktleider in prefab kanaalplaten van beton beseft VBI dat het zich moet blijven vernieuwen om bestaansrecht te houden. Met een intrinsieke motivatie om bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en verder, denkt het bedrijf na over slimme oplossingen die onder meer leiden tot reductie van het aandeel CO2-intensief bindmiddel in hun producten en tot het faciliteren van bouwers zodat deze niet langer centimeters dikke druklagen op de kanaalplaten van VBI storten. Maar het bedrijf heeft niet alles zelf in de hand. Zo ‘schiet het nog niet op’ met de beschikbaarheid van alternatieve bindmiddelen, vindt VBI. “We willen graag en snel opschalen, we moeten dóór.”
In het hoofdkantoor van VBI te Huissen, iets ten zuiden van Arnhem aan de Nederrijn, vertellen Herre Elsenga (directeur), Dennis Duffels (hoofd marketing) en Thies van der Wal (hoofd duurzaamheid) hoe VBI onderweg is om een klimaatneutrale onderneming te worden. Met de maatregelen die VBI momenteel neemt, gaat de CO2-uitstoot met stevige stappen naar beneden, vertelt Duffels. Van der Wal: “Wij ontwerpen onze producten zo materiaalarm mogelijk, met zo weinig mogelijk milieubelasting. De uitdaging daarbij is het positioneren van lucht in de kanaalplaten. Je wilt zo veel mogelijk draagvermogen creëren met zo weinig mogelijk materie. Want materie is milieulast.”
VBI onderscheidt zichzelf graag van de betonindustrie. Van der Wal: “Bij de betonindustrie gaat het om zo veel mogelijk tonnen en kuubs. Maar wij zijn van de afdeling functionaliteit en vierkante meters. Dat snapt elke projectontwikkelaar, elke aannemer en elke klant. Het gaat ons om de materialisatie: de minste kilo’s en de laagste CO2-uitstoot.” Duffels: “Wij zijn geen kiloknaller, wij maken slimme vierkante meters.”

‘Wij zijn geen kiloknaller, wij maken slimme vierkante meters.’
Massief versus hol
De missie om zo materiaalarm en slim mogelijk te ontwerpen, heeft VBI vertaald naar holle structuren – een relatief nieuw fenomeen in een land dat al zo lang massief bouwt. “Beton is steeds in de aanbieding geweest in Nederland. Het kostte niks”, verklaart Van der Wal. Daarom werd er, en wordt er nog steeds, te kwistig omgegaan met beton, vindt Duffels. “Terwijl de staalindustrie, die ongeveer tegelijk met de betonindustrie opkwam, al vroeg met open structuren is gaan werken – zie de Eiffeltoren – is dat met beton nu pas aan het gebeuren. Op enig moment hebben we met beton de verkeerde afslag genomen.”
Dat zie je volgens Van der Wal nog steeds terug in de huidige bouwpraktijk: “Ongeveer twee derde van de sector bouwt nog steeds massief. Slechts een derde bouwt met kanalen of met holle ruimtes in betonnen vloeren. Stel nou dat je dat aandeel massief weet te verminderen, dan kun je als industrie op korte termijn in milieutechnisch opzicht een enorme stap voorwaarts zetten. Als je vandáág overstapt op holle vloeren, dan bespaar je mórgen al op je CO2-uitstoot.” Bang voor een eventuele CO2- taks is VBI niet. “Als er dan toch iets uit het bestek zou verdwijnen, dan is dat de massieve vloer.” Het zelfvertrouwen én de drive uiten zich in het feit dat VBI geen onderscheid maakt tussen ‘grijze’ en ‘groene’ kanaalplaten. Duffels: “We bieden maar één kwaliteit: VBI groen.”
Terugnamegarantie en remontabiliteit
Sinds februari biedt VBI een terugnamegarantie aan voor ‘schone’ kanaalplaten uit bestaande gebouwen. “Onze producten terugnemen is de beste garantie om de grondstoffen – zand, grind en cement – terug te krijgen”, meent Van der Wal. “Want op een gegeven moment zijn de rivieren leeg. Alleen staat het huidige economische model nog in de weg; dat is namelijk gericht op het verschroten van vrijgekomen beton om er vervolgens snelwegen mee te funderen. Dat is veel goedkoper. Nederland is verrekte goed georganiseerd; al veertig jaar verdwijnt het beton onder de wegen en komt het niet op een afvalbult terecht. Alleen: we willen die grondstoffen nu graag terug hebben.” Duffels: “Door complete elementen terug te nemen en opnieuw te gebruiken maak je in milieutechnisch opzicht echt reuzesprongen. Dan is qua CO2-uitstoot transport nog het enige fenomeen; je bespaart 80 tot 90 procent aan CO2-uitstoot.”
Ondertussen popelt VBI om hier ervaring mee op te doen. Van der Wal: “We zijn op zoek naar projecten waarbij we oude elementen kunnen terugnemen om deze het liefst op elementniveau te kunnen hergebruiken.” De milieutechnische voordelen mogen daarbij niet ten koste gaan van andere zaken, stelt Elsenga: “Of het nu gaat om een nieuw product of een hergebruikt product; in alle gevallen mag er geen twijfel bestaan over de functionaliteit en constructieve veiligheid ervan.”
In een aantal projecten wordt al ervaring opgedaan. Van der Wal: “Kijk naar het Zuiderstrandtheater in Scheveningen en de Tijdelijke Rechtbank in Amsterdam. Dat is prachtige reclame voor de kanaalplaat. Echter, ze zijn ontworpen voor demontage, nog niet voor remontage. Remontabel ontwerpen en bouwen had toen nog niet de aandacht die het nu heeft.” Duffels: “Wij dachten dat constructeurs de uitwerking van remontabiliteit op zich zouden nemen. Ze verwachtten echter van ons de oplossingen. We zijn daarom met toonaangevende constructeurs om tafel gegaan en zijn, in nauwe samenwerking met onder andere IMd Raadgevende Ingenieurs en architectenbureau cepezed, gekomen tot een aanbeveling hoe je remontabel ontwerpt. Met detaillering voor hergebruik maak je de economie van morgen.”
Elsenga vat nog eens samen welke smaken circulariteit er zijn: “Het ultieme is dat je een gebouw zó ontwerpt dat het steeds weer opnieuw kan worden aangepast. Circulariteit kan ook benaderd worden vanuit hoogwaardig hergebruik van elementen, remontabiliteit dus. Aan het andere eind van het spectrum zit dus het verschroten van beton om er snelwegen mee te funderen. Daartussen zitten ook kanaalplaten die weliswaar niet ontworpen zijn voor remontabliteit, terwijl je ze op elementniveau toch kunt oogsten voor hergebruik elders.”
Geen druklagen
VBI vindt dat er soms nogal ‘lomp’ gebouwd wordt met hun producten. Waarom worden er bijvoorbeeld in de utiliteitsbouw nog druklagen toegepast? Elsenga: “Een druklaag heeft diverse functies maar ook een groot nadeel. Hij zorgt ervoor dat het vloerveld volledig aaneen wordt gestort. De kanaalplaat kan hierdoor niet meer zonder schade gedemonteerd worden en verliest daarmee zijn waarde voor toekomstig hergebruik in nieuwe projecten. Die druklaag hoort niet bij het DNA van ons bedrijf. Het weglaten van de druklaag bespaart direct materiaal dus ook CO2-uitstoot, zowel in het huidige project als bij de bouw van een toekomstig project.”
Elsenga over woningbouw: “Als je meer vanuit een concept redeneert en goed nadenkt over je leidingverloop, dan heb je in woningen ook geen dikke deklaag nodig. Wij hebben oplossingen voor het leidingwerk bedacht zodat je onze kanaalplaat kunt afwerken met een gietvloer van slechts enkele centimeters, die ook nog losmaakbaar is.” Zo bespaar je bij een gemiddelde woning tientallen tonnen aan materiaal, rekent Van der Wal voor. “Elke kilo die je boven de grond bespaart, bespaar je namelijk óók nog eens onder de grond aan palen voor fundering.” In totaal gaat het dus om een flinke reductie van CO2-uitstoot.
Andere ploegendiensten
Het bestanddeel in beton met de grootste milieu-impact is het bindmiddel. Van der Wal: “90 procent van de samenstelling van onze producten veroorzaakt vrijwel niets qua CO2-uitstoot. De discussie gaat in alle opzichten over de binder.” VBI heeft gekeken wat ze zelf kan doen om het aandeel van het bindmiddel in haar producten te minimaliseren. Daarbij is kritisch gekeken naar de ploegendiensten. Elsenga: “Normaal werkten wij in een tweeploegendienst van 16 uur per dag, 5 dagen in de week, met soms overwerken op een zaterdag. Op het moment dat wij meer productie moesten draaien, ging er meer en fijnere cement in ons product, met een hogere footprint tot gevolg. Nu optimaliseren wij onze uithardingstijden binnen de volle 24 uur per etmaal. Dat vroeg om een slim rooster en een efficiënte inzet van onze ploegen. Dat is gelukt. Nu kunnen we ons product maken met een minimum aan bindmiddel en een minimum aan energie.”

‘We kunnen er niet omheen dat wij een oplossing voor het bindmiddel nodig hebben.’
Alternatieve bindmiddelen
Het slimmer inrichten van ploegendiensten lost het onderliggende probleem niet op: de milieu-impact van het bindmiddel an sich wordt er niet minder door. “We kunnen er niet omheen dat wij hier een oplossing voor nodig hebben,” aldus Elsenga. “Alleen schiet de ontwikkeling van alternatieve cementen niet op. De angst aan deze kant van de tafel zit ‘m in de wet van de remmende voorsprong. In Nederland lopen we qua duurzaamheid voorop, omdat ons cement van oudsher een hoog slakgehalte heeft. Maar de cementindustrie moet wél blijven investeren om ook in Nederland door te kunnen gaan. We roepen ze graag op om een tandje bij te schakelen.” Ondertussen werkt VBI samen met partners als TNO en ASCEM aan de ontwikkeling van een ‘potentieel heel interessante geopolymeer’. “Dit soort ontwikkelingen hebben wij in Nederland gewoon hard nodig en daarin zijn we als VBI wel wat ongeduldig”, aldus Elsenga. “We kunnen niet wachten, we moeten dóór.”
Competitie met andere materialen
VBI ziet ten slotte een gezonde toekomst voor zich, ‘met een interessante competitie met andere materialen’. Van der Wal: “Onze collega’s van hout doen het hartstikke goed; hun marktaandeel groeit hard, maar is in z’n totaliteit nog steeds relatief klein.” Elsenga: “We willen ons niet afzetten tegen hout. Laat ieder van ons het eigen sterke verhaal vertellen en laat elk materiaal zijn eigen plek verdienen. Alleen zo komen we verder met de duurzame transitie.”
Tekst: Peter de Winter m.m.v. Wouter de Vries
Foto’s: Martin Wengelaar