Pagina 28 van: Bouwwereld #01/2023

28
KOPLOPER
dig een groot succes voor deze fabrikant. Het is voor hen een
reguliere service. Het contractuele principe van leasen kunnen
ze vandaag de dag op elke lift toepassen.”
In theorie zou je alle componenten van een gebouw kunnen
leasen: de gevel, de ramen, het dak en de liften. Dan heb je
geen gebouw meer, maar een stapel leasecontracten. Hoe zie
jij die ontwikkelingen?
“Bij onderdelen in een gebouw die of snel slijten of die constant
goed moeten presteren is het zinvol. Denk daarbij aan interieur,
liften, installaties of verlichting. Maar ik vraag me af of het voor
bijvoorbeeld gevels zinvol is. Die monteer je en je hebt er als het
goed is jaren geen omkijken meer naar. Dat gebouwonderdeel
is te weinig service-intensief. Bovendien presteren ze volgens
de huidige wet- en regelgeving al buitengewoon goed. Ik denk
dus niet dat het er van gaat komen dat aan elk gebouwdeel een
leasecontract gekoppeld gaat worden.”
Hergebruik van reeds toegepaste bouwmateriaal heeft dus
marktpotentieel?
“Beslist. Kijk maar naar de opkomst van bedrijven die er hun ver-
dienmodel van maken. Een pionier op dat vlak is New Horizon.
Een van hun eerste projecten was Circl waarvoor ze de gebruik-
te puien leverden die we in het interieur verwerkten. Dat bedrijf
leeft inmiddels van de handel in gebruikte bouwmaterialen. Een
ander voorbeeld is Insert uit Veenendaal. Dat bedrijf werk samen
met een groep slopers en beheert een marktplaats waar de ma-
terialen die de slopers oogsten zichtbaar zijn. We zijn met ze in
gesprek om een dergelijke marktplaats voor onze eigen projec-
ten te maken. We krijgen namelijk steeds meer opdrachten om
gebouwen aan te passen, te upgraden of uit te breiden. De Cie.
is dus steeds vaker aan het werk met bestaand werk. Daarnaast
krijgen we steeds vaker te maken met onze eigen projecten die
dertig of veertig jaar oud zijn, zoals het project EDGE West. En
dat is gaaf. We krijgen ze als project terug met de opdracht ze te
upgraden naar de huidige standaard. Dat doen we vanuit het be-
sef dat al die projecten boordevol waardevolle materialen zitten
die we gaan hergebruiken. Insert gaat daar voor ons een interne
marktplaats van maken.”
Vraagt opnieuw werken met eigen Cie.-ontwerpen een andere
mentaliteit van een architect?
“Jazeker. In het verleden dacht je dat een bestaand gebouw in de
weg stond en maar lastig was. Je wilde iets gaafs en nieuws ont-
werpen. Vandaag de dag kijken wij echt anders. Het bestaande
gebouw is een waardevol object waarin bijvoorbeeld een paar
honderd vierkante meter kostbare natuursteen of ander interes-
sant materiaal verwerkt is. Dat ga je proberen her te bestemmen
door te onderzoeken of de natuurstenen platen er in hun geheel
uit gehaald kunnen worden. Tegelijkertijd beseffen we ook dat
we vandaag de dag zo’n roze plaat graniet nooit zouden kiezen.
Ouderwets en heel erg jaren tachtig. Totdat je er nog een keer
naar kijkt en ineens wel mogelijk ziet. Dat bedoelde ik eerder
met mijn opmerking dat circulariteit tot een nieuwe esthetiek in
architectuur zal gaan leiden. Als je nieuw gaat bouwen zou je het
natuursteen nooit toepassen, maar omdat het materiaal voor-
handen is ga je eerst hergebruik in het project zelf onderzoeken
of bekijk je toepassingsmogelijkheden in andere projecten die
we onder handen hebben. Daar gaat de eerder genoemde in-
terne marktplaats van Insert ons bij helpen.”
Heb je het idee dat circulair ontwerpen voor de aanstormende
generatie architecten vanzelfsprekend is?
“Die indruk heb ik zeker. Ik merk het bij het lesgeven. Ik doceer
aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam en ik krijg bijna
nooit de vraag waar circulariteit voor nodig is. Het is ook een
kwestie van tijd en generatie. Jonge architecten zijn enthousiast
over de mogelijkheden en potentie van circulair ontwerpen. Ge-
lukkig zijn er steeds meer opdrachtgevers die dat enthousiasme
delen en een duurzame gebouwen willen neerzetten.”
We hebben nog acht jaar. Dan moet de bouw, net als de rest
van de economie, 50 procent circulair zijn. Stel je mag een
stappenplan maken om dat te bereiken. Hoe zou dat eruit
zien?
“Lastige vraag, maar ik zou zo’n plan zeker baseren op het 10R
model voor circulariteit . De eerste R staat voor Refuse: iets niet
doen. Het eerste wat je hoort te doen, is kijken of bijvoorbeeld
die miljoen woningen echt nodig zijn. Waar komt dat getal van-
daan? Hebben we niet voldoende woningen die we kunnen om-
katten of kiezen we voor inbreiden in plaats van voor nieuwe
woonwijken? De woonopgave is voor een groot deel ook een
ontwerpopgave. Zie Nederland niet als een eindresultaat van
allerlei belangen, maar denk van te voren na wat je waar gaat
doen. Die eerste R is daarbij megabelangrijk. Als je dan toch iets
gaat doen, kijk je naar de bestaande voorraad: Re-use. Intussen
denk je ook aan de CO
2
-uitstoot die we willen verminderen. Dan
kies je voor biobased bouwen. Dat valt niet onder een van de 10
R’s, maar is wel nodig om een circulaire bouweconomie op te
tuigen. Maar dat is geen antwoord op je vraag. Waar het mij om
gaat, is dat circulariteit voor ons niet meer iets exotisch is. Het
begint in onze projecten standaard een onderdeel te vormen. Dat
24-25-26-27-28-29_koploper.indd 28 16-01-2023 11:32