Pagina 61 van: Bouwwereld #06/2022

1. Gemiddeld hoogteverschil. Dit is het gemiddelde van alle be-
paalde hoogteverschillen tussen de meetpunten.
2. Toets laag. Ten hoogste vijf procent van de verschillen mag
een waarde hebben die groter is dan de toegestane waarde in
een bepaalde klasse.
3. Toets hoog. Geen enkel berekend hoogteverschil mag de in
de norm vastgelegde waarde bij een bepaalde vlakheidsklasse
overschrijden.
Verder wordt per meetveld ook het veldhoogteverschil bepaald.
Dit is het hoogteverschil tussen het laagste en hoogste punt
van een beoordeeld meetveld. Het gemiddeld veldhoogtever-
schil van alle meetvelden moet voldoen aan waarden die zijn
vastgelegd in NEN 2747.
NEN 2747 kent 7 vlakheidsklassen, waarbij klasse 1 de meest
vlakke klasse is en klasse 7 de minst vlakke. De hogere klas-
sen zijn veelal goed realiseerbaar bij een dekvloer (klasse 2-3).
Betonvloeren worden doorgaans aangeboden in klasse 4 of 5.
NEN 2747 staat als verschil tussen twee meetpunten relatief
veel afwijking toe. In dit geval was gevraagd klasse 4 met ook
een toets op klasse 3. In klasse 4 is tussen punten op 1 meter
afstand van elkaar maar liefst 8,5 mm hoogteverschil toege-
staan. Bij vijf procent van de verschilmetingen mag dat meer
zijn dan 5,5 mm. Bij klasse 3 is dit respectievelijk 7,0 en 4,5 mm.
VLAKHEID OF GAPING
Een plaatselijke zonk of bult in de vloer hoeft dus niet ontdekt te
worden bij een meting volgens NEN 2747. Dergelijke zonken of
bulten zijn natuurlijk ongewenst bij veel typen vloerafwerking. In
specifieke richtlijnen, waaronder de Nederlandse CROW-CUR
richtlijn 1 “Prestatie-eisen aan gegoten dekvloeren in relatie tot
aan te brengen vloerafwerkingen” wordt dan ook een andere
methode beschreven in relatie tot de vloerafwerking. In de basis
gaat het dan om een beoordeling van de gaping onder een rei
die op de vloer wordt geplaatst. Deze methode was hier echter
niet overeengekomen.
VLAKHEID EN PEILMAAT
Het peil van de vloer moet niet worden verward met de vlakheid.
NEN 2747 zegt niets over het vloerpeil en de toleranties daar-
op. Dat beide een relatie met elkaar hebben is echter evident.
Dat een bepaald peil is voorgeschreven, betekent met de ruimte
die NEN 2747 biedt dat de vloer niet overal exact op dit peil
komt te liggen. Vastgelegd zou moeten worden of het gewens-
te peil nergens mag worden onderschreden. Soms is dit zelfs
vereist als voorschriften een minimale dikte van de vloer vragen.
Een andere keuze kan zijn het gewenste peil nergens te over-
schrijden, om bijvoorbeeld te voorkomen dat een vloerafwerking
boven randvoorzieningen komt te liggen.
BEOORDELING EN OPLOSSING
In deze casus heeft TechnoConsult op alle verdiepingen twee
dan wel drie meetvelden uitgezet en ingemeten. Dit vanwege
het vloeroppervlak waarbij in NEN 2747 het aantal meetvelden
is beschreven. Van de hoogtemetingen zijn de verschilmetingen
bepaald die vervolgens zijn getoetst op de drie criteria als ook
het veldhoogteverschil. De conclusie was dat veel vloeren niet
voldeden aan een klasse 4 en/of 3. Om ook optisch een beeld
te krijgen van het verloop van de vloeren zijn de hoogtemetin-
gen gepresenteerd in een hoogteplaatje. Als oplossing zouden
in theorie bulten weggenomen kunnen worden door schuren en
kuilen door middel van opvullen. Echter de beoordeling is maar
een deel van de vloer. De rest is nog niet in beeld. Schuren en
vullen is niet echt praktisch en levert een lappendeken op. Ge-
lukkig was hier nog een vloerafwerking voorzien. Een pragma-
tische oplossing is dan maar rekening houden met extra egali-
seren of extra lijm en meer tijd besteden aan de uitvoering. n
4 Principemeting
volgens NEN 2747,
hoogteverschil
tussen twee meet-
punten. Tussen A
en D is dat verschil
nagenoeg 0 en is de
vloer vlak.
5 Principebeoor-
deling gaping/bult
volgens CROW-CUR-
richtlijn 1. I = blokje
met diktetolerantie,
II is rei van 1 of 2
meter, III is blokje 2
x tolerantie.
6 Bij het opgeven
van het peil wordt
ook aangegeven
of dat gemiddeld
is, of minimaal of
maximaal.
61
4 5 6
60-61_bouwschade.indd 61 30-09-2022 13:10