Pagina 61 van: Bouwwereld #1 2018

Praktijkvragen over
BENG beantwoord
Bij Lente-akkoord/ZEN worden steeds meer woningbouwprojec ten
ingediend die (bijna) voldoen aan de voorgenomen BENG-eisen.
Wat kunnen we van die projecten leren? Welke keuzes maken de
indieners en wat zijn de ervaringen? Tien vragen toegelicht.
gebaseerd op de nieuwe Europese CEN-normen van februari
2017). Het streven is dat de nieuwe NEN-norm in 2018 voor
negentig procent klaar is. Uiteindelijk zal deze de NEN 7120
(waarin de EPC is gedefinieerd) vervangen.
In een Kamerbrief van juli 2015 is bekendgemaakt wat de voor-
genomen eisen zijn die aan de drie BENG-indicatoren worden
gesteld. Zodra de bepalingsmethode ook (goeddeels) klaar is,
dus in 2018, start een kostenoptimaliteitsstudie. Op grond daar-
van worden de definitieve eisen aan de BENG-indicatoren vast-
gesteld. Bij de verdere ontwikkeling van de bepalingsmethode
en de kostenoptimaliteitsstudie wordt ook gekeken naar even-
tuele knelpunten die marktpartijen ervaren.
2. Als in een rijtje grondgebonden woningen de tussenwoningen
aan BENG voldoen, voldoen de hoekwoningen, met hetzelfde
energiepakket, soms niet aan de eisen. Hoe ga je daarmee om?
Is het mogelijk BENG op blokniveau te berekenen?
BENG is bij grondgebonden woningen gedefinieerd op woning-
niveau. Iedere woning moet aan BENG voldoen. Compenseren
is niet mogelijk. Dat is binnen de systematiek van BENG ook niet
de bedoeling. Daarin verschilt BENG principieel van de EPC.
Bouwpartijen moeten oplossingen realiseren waardoor ook de
hoekwoningen van een rij aan BENG voldoen. Datzelfde geldt
uiteraard voor vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap-
woningen.
Appartementengebouwen worden wél als blok berekend. Het is
daardoor mogelijk dat de appartementen in één gebouw een
verschillende energieprestatie kennen. Binnen één gebouw
kunnen appartementen dus een verschillend energielabel (of
een verschillende energie-index) krijgen. Na 2018 wordt door
BZK onderzocht hoe de afstemming tussen label/index en de
BENG-systematiek kan worden verbeterd.
3. Sommige opdrachtgevers gaan verder dan BENG en vragen
een NOM-woning met garanties voor de EPV. In hoeverre is dat
mogelijk als een ‘add-on’ op een BENG-woning en hoe wordt
dat zoal gedaan? Welke ervaringen zijn daarmee opgedaan?
Een opwaardering van BENG naar NOM is haalbaar bij een
grondgebonden woning die aardgasloos is en wordt verwarmd
Vragen over de BENG-systematiek en de manier van
rekenen
1. De bepalingsmethode voor de BENG-indicatoren is nog in
ontwikkeling. Welke veranderingen kunnen we daarin nog
verwachten? Hoe gaat met name de berekening van warmte-
en koelbehoefte (BENG-1) nog veranderen?
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de norm en
de eisen. Beide zijn gebaseerd op twee principes die in Euro-
pees verband zijn vastgesteld in de EPBD Recast:
1) De energievraag van gebouwen (uitgedrukt in kWh) moet
worden beperkt.
2) Er moeten eisen worden gesteld aan het percentage duur-
zaam opgewekte energie.
Deze twee principes zijn door het ministerie van BZK vertaald in
drie indicatoren die voor de gehele nieuwbouw gaan gelden: de
maximale energiebehoefte, het maximale (primaire) energie-
gebruik en het minimale percentage duurzame energie. Aan
deze BENG-indicatoren worden eisen gesteld (grenswaarden)
in verschillende categorieën gebouwen, waaronder woningen.
De manier waarop deze indicatoren worden berekend, wordt
vastgelegd in een nieuwe NEN-norm (die op zijn beurt wordt
61BouwWErELd //
DuurzaamheiD //TeksT ANToN Coops/LENTE-Akkoord // BeelD LENTE-Akkoord
61-62-63_beng.indd 61 15-01-18 10:27