Pagina 93 van: Bouwwereld #11 2019

VPublicaties van juristen of uitspraken van rechtbanken, arbiters en zelfs van de Raad van State roepen technisch gezien vaak vraagtekens op. Veel juristen en rechters zijn niet overmatig geinteresseerd in de inhoud. Ze focussen liever op de procedure. Als ze wel een technisch inhoudelijk oordeel vellen, is dat veelal
niet gebaseerd op de noodzakelijke materiekennis. Daar erger
je je aan als bouwtechneut.
Ik behandel drie eenvoudige voorbeelden. Voorbeeld 1: Moet je
bij de beoordeling van glas in gebouwen rekening houden met
letselveiligheid? In Bouwkwaliteit in de Praktijk verscheen een
artikel met als titel “Veiligheidsglas en het Bouwbesluit”. Daarin
wordt ten onrechte gesteld dat de beoordeling van letselveilig
heid geen onderdeel uitmaakt van de toepassing van paragraaf
2.1.1 van het Bouwbesluit 2012. De auteur van het artikel kent
kennelijk NENEN 1990, NEN 2608 en de besluitvorming
over de inhoud van de Regeling Bouwbesluit 2012 niet. De
achtergronden van NEN 2608 zijn evenmin gelezen.
Dit soort publicaties zet ook de Raad voor de Arbitrage in de
bouw op het verkeerde been. De arbiters zouden beter moeten
weten en niet mogen afgaan op publicaties die de bouwregel
geving en de inhoud van normbladen onjuist weergeven. Inmid
dels is er ook een tegengeluid gepubliceerd in Glas in beeld
onder de titel “Letselbeperkend glas verplicht in woningen”.
Denk nu niet dat dit tegengeluid, ondertekend door een me
dewerker van het Kenniscentrum Glas, een gekleurd verhaal
is. Het geeft de technische en juridische situatie correct weer.
Voorbeeld 2: Een “vloerafscheiding” op een brug zonder boven
regel, maar met spijlen met een tussenafstand van 155 mm tot
160 mm. De jurist stelt dat op grond van het Bouwbesluit 2012
onderbrekingen in een bovenregel maximaal 100 mm mogen
zijn. Daar is niet aan voldaan, dus afkeuring. Waar staat dat een
vloerafscheiding een bovenregel moet hebben? De jurist die
het oordeel velde, kent de nationale bijlage bij NENEN 1991
11 kennelijk niet. Ook kan hij niet overweg met artikel 1.3 (ge
93
ErgErnis bij tEchnEutEn
lijkwaardigheid) van het Bouwbesluit 2012. Zonder bovenregel
is deze afscheiding op een brug volkomen veilig. Ook is voldaan
aan artikel 2.16, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012.
Voorbeeld 3: In het verlengde daarvan kregen wij een afge
keurde situatie voor een kademuur voorgelegd. “Er is op meer
dere plekken vanuit vormgeving gekozen voor een klassiek
Amsterdams hekwerk waar de hele stad vol mee staat. Ook
geldt uiteraard het BB met zijn eisen. Beide zijn niet te vere
nigen qua vormgeving (opening) en sterkteeisen.” Tja, sinds
wanneer is een kade een vloer in de zin van het Bouwbesluit
2012? Er hoeft helemaal geen kadeafscheiding te zijn! Weder
om een overijverige jurist. Wat kosten nu dergelijke kwesties
de maatschappij? De vraag stellen is hem beantwoorden. On
verantwoord veel, maar de burger heeft daar geen weet van.
Wat daaraan te doen? Verplichte scholing en bijscholing, zou
ik denken. De beslechting van dit soort discussies gaat onder
de Wkb (Wet kwaliteitsborging) nog veel belangrijker worden,
want neem maar van mij aan, kwaliteitsborgers zijn zeker niet
het ei van Columbus. Lezenswaardig is het RIGOTNOERB
rapport uit 2011 “Verder na Dekker – Innovatie van de bouwre
gelgeving”, bijlage 3 bij de brief van voormalig minister Dekker
van 15 december 2011 aan de Tweede Kamer. In dat rapport
wordt de noodzaak van erkende technische oplossingen be
schreven, alsmede het instellen van een Kennisautoriteit die
ook aan de rechterlijke macht ten dienste staat. Daarin zijn
maatschappelijk gedragen experts verenigd, van wie kennis en
onafhankelijkheid niet ter discussie staan. Dus geen personen
die eenzijdig naar voren zijn geschoven. n
Arbiters zouden beter moeten weten
en niet mogen AfgAAn op publicAties die
de bouwregelgeving en de inhoud vAn
normblAden onjuist weergeven
dr. ir. N.P.M.
Scholten
Senior expert bij
Expertisecentrum
Regelgeving Bouw
column
93_column.indd 93 29-11-19 11:24