Pagina 26 van: Bouwwereld #2 2019

daar ben ik niet bang voor. Tegelijkertijd is de installatie con-
structief afhankelijk van het gebouw waar het aan hangt en ge-
bruikt het een plek die normaal gesproken onbenut blijft. Dat
vind ik een interessant gegeven.
En de inwoners van Heerlen snapten jouw gebaar?
Er is wel wat commentaar gegeven, maar over het algemeen is
de beeldtaal van de installatie goed ontvangen. Ook door men-
sen die weinig affiniteit met beeldende kunst hebben. En dat is
wat ik wil. Met kleine, tijdelijke interventies op onverwachte plek-
ken locatiegebonden installaties maken zonder te veel te histori-
seren. Voor een ander plein in een andere stad had ik iets heel
anders bedacht. Die vrije manier van met architectuur omgaan,
dat is wat ik wil.
Je werkt vaak zonder constructeurs of aannemers. Hoe
zorg je ervoor dat jouw installaties overeind blijven?
Doordat ik niet als architect ben opgeleid, maar toch architectuur
wil maken, wist ik dat ik zelf de dingen moest bouwen om über-
haupt een kans te krijgen iets neer te zetten. Bovendien kom
ik uit een familie van aannemers. Ik kreeg bouwen en timmeren
dus met de paplepel ingegoten en weet het nodige van bouwen
en bouwmaterialen. Maar ik wilde dat zelfbouwen ook omdat
er in het bouwproces tussen de ontwerper en het eindproduct
veel te veel tussenlagen zitten. In de beeldende kunst is het
doodnormaal dat je je eigen gedachten vormgeeft. Ik wilde
dat principe introduceren in de architectuur en dat gaat beslist
niet als je het ontwerp door een aannemer laat uitvoeren. Dan
wordt het een heel ander ding omdat aannemers en construc-
teurs direct beginnen met praktische bezwaren opwerpen.
Ik hou het bouwproces dan ook veel liever zelf in de hand.
Maar de laatste jaren besteed ik toch meer uit. De projecten
worden groter. Doordat ik zelf veel bouwde, weet ik hoe je dit
soort processen moet aansturen om toch het beoogde resultaat
te krijgen.
Wat doen al die modellen in het atelier?
Ik begin direct mijn ideeën in de derde dimensie te schetsen
waarbij ik me in eerste instantie laat leiden door mijn intuïtie.
Zo onderzoek ik wat ruimtelijk interessant is voor een locatie.
Zonder schaal en functies en zonder een programma van eisen.
Een heel ander ontwerpproces dan in de architectuur gebruike-
lijk is. Daar is het programma van eisen leidend en daar ga je
mee aan de slag. Een oplossende manier van denken. In het
proces maak ik tussen de tien en twintig modellen. Naar het eind
toe voeg ik steeds meer schaal en functie toe. Dat doe ik heel
precies. De uiteindelijke maquette van de installatie is qua maat-
voering zo goed gedetailleerd dat ik hem in de werkplaats een
op een kan namaken. Mijn architectonische installaties interve-
niëren in de bestaande ruimte en voegen er een laag aan toe.
Ze moeten door hun aanwezigheid en functie de ruimte span-
nender maken.
Waar lig je wakker van als het om kunst en architectuur
gaat?
Ik sta op zich redelijk ver van de dagelijkse architectuurpraktijk
af, maar waar ik me erg druk om kan maken, is over hoe slecht
en smakeloos er gebouwd wordt in veel buitengebieden. Ik
woon daar en het valt me elke dag weer op. Wat me verder
bezighoudt, is dat Nederland veel goede architectenbureaus
heeft. Alles wat ze maken is prima gereguleerd en meestal mooi
ontworpen, maar op de een of ander manier maakt dat veel
steden en woonwijken ook saai. Loop je door steden als Hong
Kong of Chongqing in China, dan zie je bijna niets moois. Zowat
alles is er lelijk en slecht onderhouden. Bijna niks klopt. Toch zijn
het interessante steden. Veel levendiger en dynamischer althans
dan alle steden die ik ken in Europa. Hoe dat kan? Ik denk dat
de architectuur en stedenbouw bij ons te gereguleerd is. Een
beetje meer chaos en vrijheid kan beslist geen kwaad. Niet alles
hoeft strak en aangeharkt te zijn.
Wat kan de architectuur van jouw manier van werken en
denken leren?
Hoe je andere typologieën kunt ontwikkelen en niet steeds
vanuit de klassieke analyse tot een ontwerp komt dat toch weer
op een soort doos lijkt. Dat de architectonische uitkomst zowat
altijd hetzelfde is, ligt ook aan de opleiding en de manier waarop
het bouwproces bij ons georganiseerd is. Alles moet efficiënt en
maximaal winstgevend zijn en dan is een vierkant raam een stuk
goedkoper dan een rond of schuin afgesneden raam. Het is ook
een gevolg van het succes van het modernisme dat begin vorige
eeuw inzette. Die manier van denken zit zo sterk in onze cultuur
gebakken dat bijna niemand zich er van los kan maken. Daar
probeer ik me dus wel aan te ontworstelen.
En dat was vroeger anders?
Toen bouwde mensen hun huizen van materiaal dat in de omge-
ving voorhanden was. Zat er een bocht in een stuk hout, dan
paste je het ontwerp daarop aan, maar ‘de bocht’ is er zoetjes
aan uit geredeneerd. Alles moet recht en haaks zijn, pas dan kun
je efficiënt bouwen lijkt de gedachte. Begrijp me niet verkeerd.
Vroeger was het zeker niet beter en ik wil beslist niet terug naar
die tijd, maar bouwen gaat om meer dan je overgeven aan wat
gangbaar is. Je moet wel nieuwsgierig blijven. Ik zoek in alle
vrijheid naar wat constructief nog mogelijk is. Mijn advies?
Nieuwsgierig blijven en kiezen voor je vrijheid.
Nog een tip voor de aanstormende generatie?
Wat ik belangrijk vind, is om zo vroeg mogelijk in het ontwerp-
proces een model te maken om de derde dimensie te kunnen
voelen. Architectuur is nou eenmaal geen plat, maar een drie-
dimensionaal vak. Ongeacht met welke ontwerpsoftware je
werkt en hoezeer je het model schijnbaar van alle kanten kunt
bekijken, een computerscherm blijft plat. Pas als je je ontwerp
fysiek maakt – een model dus – kun je het resultaat driedimensi-
onaal beoordelen. Je kunt dan ook ‘voelen’ of een ruimte klopt.
Dat is ook de reden waarom ik altijd modellen maak en nauwe-
lijks met een beeldscherm werk. Helaas kiezen veel architecten
alleen voor de computer en zien ze het resultaat van hun ont-
werpinspanning pas op de bouwplaats. Als je modellen maakt,
ben je al aan het bouwen met je handen en volg je de handelin-
gen van hen die het gebouw straks voor je gaan maken. Boven-
dien heeft de software zo zijn beperkingen. Geprogrammeerde
effecten kunnen heel bedrieglijk zijn. Schaduwwerking en licht-
val bijvoorbeeld zien er op een beeldscherm echt anders uit
dan in werkelijkheid. Ik kan geen beslissing nemen zonder een
model in mijn vingers.
26 // BOUWWERELD
// INTERVIEW
“ Door iets vervreemdends aan het bestaande toe te
voegen benadruk en bevraag ik de historische context
en geef ik het nieuwe object tegelijkertijd de ruimte om
zichzelf te zijn”
24-25-26-27_frankhavermans.indd 26 05-02-19 12:06