Inhijsen van het vierde element van de trap. Tussen de treden van de vijf elementen zit een voeg van 5 mm.
deze in horizontale richting. Hierdoor wordt de vervorming aan
zienlijk beperkt.
De torsie en het moment uit de borstwering worden opgenomen
door de onderste trede, die dikker is uitgevoerd en met ankers
verbonden is met de betonvloer. In de vloer zit een sponning
waar de borstwering en de onderste trede deels invallen. Door
de sponning kunnen horizontale belastingen eenvoudig via druk
worden overgedragen op de betonvloer. Door de ankers wordt
de trap aan de onderzijde in feite ingeklemd in de vloer.
Aardbevingsbestendigheid
De protonenfaciliteit is gelegen binnen het aardbevingsgebied
zoals aangegeven in de NPR 9998. De trap kan naast de nor
male gebruiksbelasting dus ook nog worden belast door een
aardbeving. Belangrijk gevolg hiervan is een aanzienlijke hori
zontale belasting die anders niet aanwezig zou zijn.
Voor aardbevingen is het gebouw ingedeeld in CC3. Dit bete
kent een maximale grondversnelling van 1,7 * 0,24 = 0,403 g.
De fundering brengt deze trilling gereduceerd door aan de con
structie. Dit leidt tot een horizontale versnelling in het gebouw
van 0,15 g (bij een eigenfrequentie van ca. 1,0 Hz). Voor de verti
cale versnelling geldt een waarde van 0,403 g. Voor het dyna
misch gedrag van de trap is uitgegaan van de meest ongunstige
situatie (DAF = 3,0).
Rekenexercitie
De complexe vorm en de verschillende manieren waarop de
belasting kan voorkomen (zoals een gedeeltelijk belaste trap)
met daarbovenop nog de aardbevingsbelasting leiden tot een
zeer complexe krachtswerking die zelfs met een EEMmodel
(eindigeelementenmethode) niet exact kan worden berekend.
Dit komt ook doordat de trap statisch onbepaald is met deels
verende opleggingen en het beton door de vezels belastingen
de hechting is zo goed
dat een monolieten
doorsnede ontstaat en de
voeg minstens zo sterk is
als het element
48 // Bouwwereld
// Methoden & technieken / nieuwBouw
44-45-46-47-48-49_methodentrap.indd 48 15-03-17 15:32