Pagina 57 van: Bouwwereld #3 2019

Door de verbeterde isolatie krijgen
opwarming door zon en interne warmte
productie een steeds grotere invloed op
de temperatuur in de verschillende ver
trekken. Externe factoren zoals buiten
temperatuur en windsnelheden zijn in
steeds mindere mate maatgevend voor
de warmtebehoefte in woningen.
Omdat het opgestelde vermogen steeds
geringer is, zijn wijzigingen in omstandig
heden moeilijker op te vangen en werken
eventuele correcties erg traag. Veelal
wordt bij de berekening ook geen reke
ning meer gehouden met een opwarm
toeslag en wordt bewoners geadviseerd
geen nachtverlaging toe te passen.
Bij vloerverwarming speelt ook de (door
bewoners zelf te selecteren) vloerafwer
king een belangrijke rol. Ondernemers
doen er goed aan bewoners vooraf dui
delijk te informeren inzake voorwaarden
aan de maximale warmteweerstand van
de vloerafwerking. Als bewoners (binnen
deze grenzen) in de verschillende ruimten
echter verschillende vloerafwerkingen
toepassen is er een gerede kans op
klachten.
In opdracht van SWK is al in 2012 door
IAC een factsheet opgesteld over de te
hanteren uitgangspunten bij het ontwerp
en de uitvoering van de regeling van
verwarmings/koelinstallaties in wonin
gen. Op basis van bij diverse onderzoe
ken en projecten opgedane ervaringen is
in 2016 een update opgesteld.
In dit factsheet (voor deelnemers via de
SWKwebsite te downloaden) zijn stroom
schema’s weergegeven, waarbij is aan
gegeven welke keuzes er qua regeling
worden geadviseerd voor de meest voor
komende standaard woningen, in relatie
met het type installatie en de overige
randvoorwaarden.
ISSO Publicatie 108: Warmteverliezen
in leidingsystemen
Naar aanleiding van diverse problemen
bij verschillende projecten heeft ISSO
medio 2016 de publicatie 108 over
“Warmteverliezen in leidingsystemen”
uitgewerkt. De problemen veroorzaakt
door te veel temperatuurverlies in het
distributiesysteem bestaan o.a. uit:
Het niet behalen en behouden van
ruimtetemperaturen.
Het niet goed functioneren van instal
laties.
Het niet behalen van beoogde energie
doelstellingen.
Het gaat hierbij niet alleen om de hoogte
van het energieverbruik maar ook om
(grote) onderlinge verschillen in verbruik
door ongewenste uitwisselingen van
warmte door het opwarmen van vloeren
en plafonds. Door dit effect ontstaan (ook
in grondgebonden woningen) regeltech
nische problemen. In de publicatie wor
den diverse aanbevelingen gegeven om
bovengenoemde effecten te beperken,
waaronder:
Het isoleren van (weggewerkte) leidin
gen van het distributiesysteem.
Het voorkomen van lage watersnel
heden in de leidingen.
Het verbeteren van het ontwerp en de
aanleg van de configuratie van het
distributiesysteem.
Het correct inregelen van de ontwerp
volumestromen.
Nadelen combinatie LTV en
natuurlijke ventilatie
Zowel bij SWK als bij IAC worden met
regelmaat comfortklachten gemeld in
woningen waarbij een combinatie van
een LTVsysteem (vloerverwarming) en
ventilatiesysteem C (toevoer lucht via
gevelroosters en mechanische afzuiging)
is toegepast. Bij een dergelijke combina
tie wordt via gevelroosters onverwarmde,
koude lucht toegevoerd, die in bepaalde
situaties (aanwezigheid grote glasopper
vlakken e.d.) voor gebruikers hinderlijke
luchtstromingen kan veroorzaken.
Juist als gevolg van de steeds betere
isolatie zal de woning snel op tempera
tuur komen. Door toepassing van LTV
(vloerverwarming) ontbreekt er echter
voldoende stralingswarmte om koudeval
en koudestraling langs het gevelvlak op
te vangen. Bewoners kunnen in dit
geval een thermisch discomfort ervaren
ter plaatse van de nabijheid van de ge
vels.
Bij klachtmeldingen ontstaat met regel
maat een discussie waarbij enerzijds de
ondernemer naar de wetgeving kan ver
wijzen (beperkte eis Bouwbesluit, betrek
king hebbend op beperking luchtsnelheid
in de leefzone) en anderzijds de bewoner
aangeeft dat de verkregen behaaglijkheid
en het comfort niet overeenkomen met
zijn verwachtingen (eis goed en deugde
lijk werk). In deze gevallen kan het gelijk
van partijen uiteindelijk alleen worden
bepaald door (uitgebreide en kostbare)
metingen in de praktijksituatie.
Los van bovengenoemde discussie is het
op zijn minst opmerkelijk te noemen dat
er in de huidige bouwpraktijk zeer hoge
eisen worden gesteld aan de luchtdicht
heid van de buitenschil en vervolgens (bij
keuze voor natuurlijke ventilatie) grote
gaten in de gevels worden toegepast
voor toevoer van onverwarmde, koude
ventilatielucht. Bij toepassing van natuur
lijke toevoer is het ventilatieverlies (geba
seerd op de huidige isolatieeisen) onge
veer vijftig procent van het totale warmte
verlies van de woning en is er een groot
verwarmingsvermogen per vertrek nood
zakelijk.
Bij toepassing van balansventilatie met
warmteterugwinning (WTWsysteem) kan
het ventilatieverlies worden terugge
bracht tot een zeer gering percentage
(< 5%) en kan worden volstaan met een
beperkter verwarmingsvermogen.
Op basis van bovenstaande aspecten
wordt de keuze voor een ontwerp met
een combinatie van natuurlijke toevoer
van ventilatielucht via gevelroosters met
een LTVsysteem (vloerverwarming) sterk
afgeraden.
In het geval er bij een specifiek project
toch voor toevoer middels gevelroosters
wordt gekozen dient er voldoende aan
dacht te worden besteed aan onder meer
de volgende aspecten:
Een correcte luchtdichting (goede naad
en kierdichting) van de gevelelementen.
Een correcte capaciteit en zorgvuldige
selectie van het type (“zelfregelend”)
ventilatierooster.
Een voldoende capaciteit van de (vloer)
verwarming ter plaatse van de gevel.
Meer informatie: swk.nl
57
Bouwfysica //
Bouwwereld //
Voorbeeld regeling per vertrek.
56-57_swk.indd 57 07-03-19 10:00