Pagina 54 van: Bouwwereld #5 2017

Spouwankers: hoe hoort het
eigenlijk?
In ieder bouwwerk met een traditioneel metselwerk buitenspouwblad, worden spouwankers toegepast. In normering
en regelgeving ligt veel vast over toepassing en eisen, maar in de praktijk worden keuzes gemaakt op basis van
overgedragen vuistregels. Onder het mom van ‘Zo doen we het al jaren’ voldoen dan ook veel gevels niet aan de eisen.
Spouwankers moeten in staat zijn de
windbelasting over te dragen van het
belaste blad naar het andere spouwblad,
de achterwand of een steunpunt. In de
Eurocode 6 – Ontwerp en berekening van
constructies van metselwerk (NEN-EN
1996-1-1), wordt in artikel 6.5 gesteld dat
het minimaal aantal spouwankers per
vierkante meter moet worden bepaald
middels de rekenwaarde van de horizon-
tale belasting die moet worden overge-
dragen (per m2) te delen door de reken-
waarde van de druk- of trekcapaciteit van
het spouwanker, afgestemd op de ont-
werpcondities. Het minimaal toe te pas-
sen aantal spouwankers per vierkante
meter is in de Eurocode vastgesteld op
twee spouwankers per vierkante meter,
maar het exacte aantal dient dus te wor-
den berekend.
Regels voor berekenen
De NPR 9096-1-1 bevat een aantal ver-
eenvoudigde regels voor het berekenen
van het aantal spouwankers per vierkante
meter. In artikel 3.8.2 wordt een maximale
constante ca onderscheid gemaakt in de
achterconstructie waartegen het spouw-
blad bevestigd wordt, te weten:
– 1,5 voor situaties waarbij sprake is van
een gesteund binnenblad met een buig-
stijfheid die ten minste tweemaal zo
groot is als de buigstijfheid van het bui-
tenblad. De buigstijfheid mag worden
gebaseerd op het traagheidsmoment
van de ongescheurde doorsnede en de
elasticiteitsmodulus volgens 3.7.2 van
NEN-EN 1996-1-1 of tabel 3.1 van NEN-EN
1992-1-1.
– 3,0 voor situaties waarbij sprake is van
een niet-dragend binnenblad dat aan de
bovenzijde niet in horizontale richting uit
het vlak van de wand wordt gesteund en
waarbij het buitenblad ter plaatse van de
vloerranden ook niet is voorzien van een
horizontale koppeling met de vloerrand.
– 2,0 in de overige gevallen.
cpe,10 is de drukcoëfficiënt voor winddruk
of windzuiging op een gevel met een
oppervlakte van 10 m2 (volgens NEN-EN
1991-1-4, tabel 7.1) en qp is de stuwdruk
(volgens NEN-EN 1991-1-4, tabel NB.5).
excentriciteit voor de belasting op het
spouwanker van 1 mm voorgeschreven,
een ronde doorsnede en de kwaliteit RVS
AISI 316 (A4). Voor een aantal spouw-
breedten wordt de rekenwaarde van de
door de spouwankers opneembare druk-
kracht gegeven, met daarbij de opmer-
king: “In het algemeen is de druksterkte
van spouwankers zoveel kleiner dan de
treksterkte van spouwankers dat de situ-
atie met winddruk op het buitenblad be-
palend is voor de sterkte van de spouw-
ankers. Wel behoort ook de treksterkte
van de toegepaste spouwankers te wor-
den getoetst. Het berekenen van spouw-
ankers berust op druksterkte, vooral bij
renovatiewerken is het ook van belang
dat de uittreksterkte goed wordt beke-
ken.”
Voor het bepalen van de rekenwaarde
van de windbelasting die door de spouw-
ankers moet kunnen worden overgedra-
gen wordt in art. 6.5 van de NPR 9096-1-1
de volgende formule gebruikt:
WEd = 1,35 ca cpe,10 qp
In deze formule wordt door middel van de
Dagelijkse praktijk bij het aanbrengen van spouwankers: juiste aantallen, posities en patronen worden niet gevolgd.
54 // Bouwwereld
TeksT en Beeld Steffie van wijlick (advieSbureau vekemanS) en Harrie vekemanS (made
center – metSelwerk kenniScentrum)
54-55-56_spouwankers.indd 54 09-05-17 16:38