Pagina 19 van: Bouwwereld #7 2020

19
koploper
waar ik woon, is een woonwijk uit de jaren twintig van de vorige
eeuw met huizen van een veel betere kwaliteit. juist daar woon-
den de mensen met middeninkomens. de sociale-huursector
is destijds dus helemaal niet ontstaan voor zielenpoten zonder
werk, maar juist voor de lagere middenklasse die een winkel
runt, geschoolde arbeider is of voor de klas staat.”
Waarom staat de sociale-huursector zo onder druk?
“politiek beleid beperkt de toegang tot de sociale-huursector.
niet alleen wat betreft het aantal mensen, maar ook als het gaat
om de doelgroep. die is steeds meer verschoven naar mensen
zonder werk of met de laagste inkomens. bovendien is de soci-
ale-huursector in rap tempo aan het vergrijzen; 65-plussers zijn
steeds dominanter aan het worden. wat je bovendien ziet door
de extramuralisering van de zorg, is dat de sociale-huursector
steeds vaker het domein wordt van mensen met een rugzakje.
begrijp me niet verkeerd, ook die hebben een betaalbare huur-
woning nodig, maar het wordt problematisch als de sociale-
huursector zich te veel op dergelijke bewoners gaat richten.”
En dat is een onwenselijke tendens?
“Het is niet alleen onwenselijk, het past ook niet bij de ne-
derlandse opvatting over volkshuisvesting. die richtte zich van
oudsher op huurders met een midden- of laag inkomen met als
doel ze allemaal van dezelfde sociale-huurwoningen gebruik te
laten maken. die huurtraditie is een groot goed waar we inter-
nationaal om geprezen werden, maar die we in rap tempo aan
het verkwanselen zijn. samen met een collega doe ik vergelij-
kend onderzoek tussen amsterdam en wenen. en je ziet dat
waar amsterdam vroeger de volkshuisvestinghoofdstad van de
westerse wereld was, die plek nu is overgenomen door wenen.
die stad borduurde afgelopen decennia voort op haar sociale-
huurtraditie waar wij deze ongedaan aan het maken zijn.”
Voor wie moet er dan plek zijn in de stad?
“daar gaat de vraag ‘wat maakt een stad tot een stad’ aan vooraf.
daar kun je veel definities op loslaten. een stad is een bepaalde
concentratie van mensen en activiteiten, maar een stad is ook
een plek waar mensen naartoe trekken vanuit het idee dat een
stad als emancipatoire plek kansen biedt. je kunt er studeren
en je zo opwerken, maar je kunt er ook baankansen vinden die
elders ontbreken. de stad is ook een plek om jezelf opnieuw uit
te vinden en biedt met zijn anonimiteit ook kansen aan mensen
die niet in een strak keurslijf willen lopen, maar gekke dingen
willen doen. de stad geeft dus in allerlei opzichten kansen aan
alle denkbare vormen van creativiteit en die komen het best tot
hun recht als je betaalbaar kunt wonen. als jouw huur maar een
paar honderd euro per maand is, hoef je maar een paar dagen
per week te werken en kun je de andere tijd aan bijvoorbeeld
een kunstproject besteden. de meeste van die projecten zullen
hopeloos mislukken, maar er zullen er genoeg tussen zitten die
wel iets moois teweegbrengen. dat is een kernkwaliteit van een
stad. en hoe hoger de huurprijzen zijn, hoe kleiner de kans dat
er creatieve initiatieven opbloeien.”
En al die verpleegkundigen, onderwijzers, politieagenten en
mbo-geschoolden dan, die willen werken, wonen en een gezin
stichten?
“die horen natuurlijk ook in de stad. ik heb in dat verband on-
derzoek gedaan naar een andere groep: de zogenoemde wer-
kende armen. die groep heeft er een kennelijk belang bij te
blijven plakken in de stad. maar dat doen ze met tradeoffs, ze
moeten flinke concessies doen om in de stad te kunnen blijven.
dat betekent bijvoorbeeld dat ze een veel te groot deel van hun
inkomen aan woonlasten kwijt zijn. onder de werkende armen
zie je bovendien dat ze hun woonsituatie noodgedwongen delen
of heel klein moeten wonen. tegenover mij in de transvaalbuurt
bijvoorbeeld ligt een sociaal-huurblok met woningen van veertig
vierkante meter, waar mensen met twee of drie kinderen wonen.
ik ga ervan uit dat dát een offer is om in de stad te kunnen blij-
ven werken en wonen. ik kan me namelijk niet voorstellen dat
je vrijwillig met z’n vijven op veertig vierkante meter gaat zitten.
zo’n situatie heeft ook een negatieve invloed op het persoonlij-
ke leven. zo hebben de kinderen geen eigen slaapkamer of een
plekje om rustig huiswerk te maken met alle mogelijke risico’s
op schooluitval en minder perspectief van dien.”
Het gaat dus om een goede mix?
“precies. er moet in de stad volop betaalbare woonruimte zijn
voor mensen tussen de 25 en 35 jaar met kernbanen als le-
raar of verpleegkundige, maar ook voor relatief laaggeschoolde
werknemers. juist die mensen werken in de dienstverlening,
waar de hogeropgeleiden op hun beurt zo graag gebruik van
maken. we moeten het woningaanbod in de nederlandse
‘In de Ideale sItuatIe heb je een goede
mIx van grotere en kleInere wonIngen
en zIe je aan de huIzen In zo’n wIjk
nIet wat de verschIllen zIjn’
16-17-18-19-20-21_koploper.indd 19 06-11-20 08:29