Pagina 62 van: Bouwwereld #9 2017

Doorbuigen vloeren of balken
Het doorbuigen van vloeren of balken
waar metselwerk op staat, resulteert vaak
in het ontstaan van trekspanningen in het
metselwerk. Omdat deze trekspanningen
kunnen leiden tot scheuren, moet de
doorbuiging van de ondersteunende
constructie worden beperkt. In de CUR
aanbevelingen wordt vermeld dat extra
dilatatievoegen achterwege kunnen blij
ven als de bijkomende doorbuiging klei
ner is dan 2 mm (ubijk ≤ 2 mm). Onder
bijkomende doorbuiging wordt verstaan
de doorbuiging die optreedt na het met
selen, waarbij wordt aangenomen dat de
stenen voor het vervaardigen van de
wand reeds op de ondersteunende con
structie zijn geplaatst. Als alternatief kan
de stijfheid van het metselwerk worden
verkleind door het aanbrengen van dilata
tievoegen. Als dilatatievoegen moeten
worden aangebracht vanwege te grote
doorbuiging, dan moeten deze worden
aangebracht boven de steunpunten en
voorts zodanig dat Uvormige gevelvlak
ken worden voorkomen. Gevelvlakken
die bestaan uit penanten, borstweringen
en combinaties daarvan in een Lvorm,
zullen minder schade ondervinden van
het doorbuigen van de ondersteunende
constructie. Op afbeelding 2 op deze
pagina is een voorbeeld van de bedoelde
situatie weergegeven.
Elementen in het buitenspouwblad, zoals
bijvoorbeeld balkons en luifels, die star
worden bevestigd aan de binnencon
structie zullen de vervorming van het
buitenspouwblad belemmeren. Dit is het
gevolg van het feit dat de binnencon
structie een ander vervormingsgedrag
bezit dan het gevelmetselwerk. De hoofd
draagconstructie zal door krimp, kruip en
temperatuur een andere vervorming on
dergaan dan het buitenblad, hetgeen kan
resulteren in scheuren. Daarom moet, in
de situatie waarin het metselwerk op
verschillende niveaus wordt ondersteund,
het metselwerk zodanig worden gedila
teerd dat de metselwerk gevelvlakken op
de verschillende niveaus niet met elkaar
verbonden zijn. Op afbeelding 3 op deze
pagina zijn twee voorbeelden gegeven
waarin de toe te passen dilataties in dit
soort situaties zijn aangegeven.
Horizontale dilatatievoegen
Artikel 7.3.1 “Horizontale dilatatievoegen”
in CURAanbeveling 71 vermeldt dat hori
zontale dilatatievoegen in het buitenblad
noodzakelijk zijn als de te verwachten
1 // Dilatatievoegen dienen volledig vrij te zijn
van specie. 2 // Metselwerk op te veel doorbui-
gende galerijvloer. 3 // Gekoppelde lateien en
verschillende ondersteuningsniveaus.
vervormingsverschillen tussen het bin
nen en het buitenblad zo groot zijn dat
de rekcapaciteit van de spouwankers
wordt overschreden of problemen ont
staan bij de aansluitingen tussen het
binnen en het buitenblad. Onder aan
sluitingen worden bijvoorbeeld verstaan:
gekoppelde lateien, balkons, dakranden
en kozijnen. Een horizontale dilatatie
wordt over het algemeen gecreëerd door
het aanbrengen van een geveldrager.
Onder een geveldrager moet een hori
zontale dilatatievoeg van minimaal 10 mm
worden aangebracht. De exacte hoogte
van de horizontale dilatatievoeg is onder
meer afhankelijk van de hoogte van
het ongedilateerde gevelvlak, de maat
toleranties van het opvangsysteem en
de vervormingen van de hoofddraag
constructie.
Tekeningen afkomstig uit:
– NEN-EN 1996-2
– CUR-Aanbeveling 71
62 // Bouwwereld
2
3
1
// MeThoden & Technieken
60-61-62_dilataties.indd 62 07-09-17 12:17