Pagina 111 van: Bouwwereld #9 2019

het hoogst, waarna deze naar buiten toe afneemt. De verhoog-
de vochtgehaltes doen zich enkel voor nabij de onderzijde van
de gevels, hoger gelegen delen zijn droog, evenals het pleister-
en stucwerk aan de binnenzijde.
AnAlyse
De schade is het gevolg van een kristallisatie van zouten onder
het oppervlak van de stenen en voegen. op basis van de indi-
catieve zouttesten is vastgesteld dat de kristallen hoofdzakelijk
sulfaten en (in beperkte mate) chloriden betreffen. Deze combi-
natie van zouten komt voor in grondwater, maar wordt ook aan-
getroffen in monumentale bakstenen en kalkmortel dat deze
zouten van nature bevat.
De aanwezigheid van zouten alleen leidt echter niet tot schade
aan metselwerk. schade kan enkel ontstaan wanneer er een
vochtbelasting op het metselwerk bestaat. wanneer er sprake
is van een vochtstroom door het metselwerk, gaan de aanwezi-
ge zouten (en vrije kalk) in oplossing, waarna zij door het vocht
naar het oppervlak van de steen worden getransporteerd. In het
gebied waar verdamping van het vocht plaatsvindt (het verdam-
pingsfront), kristalliseren de opgeloste zouten in de poriën van
de steen. Afhankelijk van de poriënstructuur van de steen zal
dit verdampingsfront aan het oppervlak of meer onder het op-
pervlak van het materiaal liggen. ook kan door het bijvoorbeeld
waterafstotend maken van de oppervlaktelaag van de steen,
het verdampingsfront meer naar binnen komen te liggen. Het
uitkristalliseren van de zouten gaat gepaard met een volume-
vergroting. wanneer deze kristallisatie in de poriën van het met-
selwerk optreedt, ontstaat hierdoor een kristallisatiedruk. Deze
inwendige druk kan leiden tot schade aan de steen, waarbij het
oppervlak afpoedert, de steen afschilfert of voegen uit de gevel
gedrukt worden.
wanneer metselwerk permanent vochtig blijft, blijven zouten in
oplossing of er moet een ‘overconcentratie’ ontstaan. Kristallisa-
tie treedt dan niet op, de zouten vormen geen witte afzettingen
en er ontstaat geen schade. Het is dan ook van groot belang om
bij renovatie van oude gebouwen na te gaan of er sprake is van
een zoutbelast metselwerk. Immers ‘droogleggen’ van het ge-
bouw kan dan leiden tot (onherstelbare) schade aan de steen,
pleisterlagen en bijvoorbeeld fresco’s.
De gemeten massavochtpercentages van de genomen boorker-
nen bevestigen het drogen van buiten naar binnen. Aan de bin-
nenzijde van de gevel is een waterkerende mortel aangebracht,
die de droging belemmert en voorkomt dat kristallisatie dicht aan
het oppervlak zal plaatsvinden. Het feit dat er aan de binnenzij-
de geen schade zichtbaar is, wijst erop dat de waterafwijzende
pleister en injectie aan de binnenzijde goed functioneren, maar
dat juist het drogen van de gevel naar buiten toe de schade heeft
geïnitieerd. Dit met schade door zoutkristallisatie als resultaat.
mAAtregelen
om een doorontwikkeling van de schade te voorkomen, wordt ge-
kozen voor een horizontaal vochtscherm door injectie over de vol-
ledige dikte van de muur, waar voorheen enkel vanaf de binnenzij-
de was geïnjecteerd. De maatregel wordt gecombineerd met een
zoutbufferende en waterkerende mortelplint die wordt doorgezet
tot op de fundering. Tevens wordt infiltratie van hemelwater in de
bodem verbeterd door het verdiepen van de grindkoffers langs de
gevel. Tot slot wordt aangetast metselwerk boven het niveau van
de mortelplint hersteld door inboeten van restauratiestenen, die
door middel van patineren op kleur worden gebracht.
De historische gevels zijn vervolgens weer in ere hersteld zo-
dat de hotelgasten weer ongestoord kunnen genieten van een
nachtje ‘achter de tralies’. n
111
moNUmENTAlE gEVEl mET
AfsCHIlfERENDE sTENEN
76
5/6 Overzicht van
de oorzaak van de
schade en de te ne-
men maatregelen.
7/8 Door middel van
kernboringen in de
gevel is destructief
onderzoek gedaan.
85
110-111_bouwschade.indd 111 07-10-19 13:30