Bij het versieren met vlaggen van een aan een wooncomplex bevestigde luifel, raakt deze los en loopt de huismeester letsel op. De verzekeringsmaatschappij van de woonstichting stelt de aannemer aansprakelijk. Die wijst de vordering resoluut van de hand.
Als de huismeester van een woonstichting de luifel aan de gevel met vlaggen wil versieren, raakt deze los en loopt de huismeester letsel op. De assuradeuren van de woonstichting stellen de aannemer voor de schade aansprakelijk. Die neemt hier geen genoegen mee en ondersteunt zijn standpunt met een flink aantal argumenten. Hij voert aan dat het werk geen gebreken vertoont en tevens dat de vervaltermijn van 5 jaar is verstreken.
Vrijwaring
De assuradeuren beroepen zich op de in het bestek omschreven bepalingen van vrijwaring. Op grond hiervan moet de aannemer de woonstichting vrijwaren voor aanspraken van derden, dus ook van de gewond geraakte huismeester. De aannemer is het hier niet mee eens. Het is inderdaad zo dat de betreffende bepalingen in het bestek de beperking ‘door nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, of van zijn personeel, zijn onderaannemers of leveranciers’ verruimen. Deze bepalingen hebben echter niet tot gevolg dat de aannemer de woonstichting ook na de oplevering van het werk zou moeten vrijwaren. Om zijn zienswijze te benadrukken, verwijst de aannemer naar par. 12 UAV 1989. Die geeft aan dat hij na de oplevering van het werk niet meer aansprakelijk is voor tekortkomingen. Het risico gaat dan over naar de woonstichting. Verzekeringen sluit de aannemer ook enkel voor de duur van het project en eindigen bij de oplevering.
De arbiters wijzen erop dat de assuradeuren slechts enkele bladzijden uit het bestek in het geding brengen. Ze vinden het niet voldoende enkel naar de strikt taalkundige betekenis van die tekst te kijken. Ook de waarde die beide partijen eraan hechten en wat ze over en weer van elkaar verwachten, telt mee. Met de aannemer zijn ze van oordeel dat par. 12 UAV 1989 duidelijk maakt dat de al dan niet verruimde vrijwaringsplicht eindigt op het moment dat het werk is opgeleverd. Daarna gaat het risico over naar de woonstichting. Een andere uitleg zou leiden tot een tegenstrijdigheid tussen 2 in het bestek genoemde bepalingen enerzijds en anderzijds par. 12 UAV 1989.
Grove nalatigheid
De assuradeuren spreken ook van grove nalatigheid. Om die reden moet de aannemer de woonstichting, contractuele beperkingen of niet, zonder meer vrijwaren. De aannemer wist, zo beweren de assuradeuren, dat de luifelconstructie niet zwaarder kon worden belast. Tegen de mogelijke gevolgen van overbelasting had hij moeten waarschuwen. De arbiters zien echter geen reden dat sprake is van grove nalatigheid. De luifel is bedoeld als gevelversiering en de aannemer hoefde er niet van uit te gaan dat de bevestiging meer moest dragen dan het eigen gewicht. In de berekening zit normaal gesproken een veiligheidsmarge.
In tegenstelling tot hetgeen de aannemer betoogt, kwalificeren de arbiters het loslaten van de luifel als een (aanvankelijk) verborgen gebrek. Bij de oplevering was dit immers niet als gebrek zichtbaar. Met de aannemer zijn ze van oordeel dat geen sprake is van een gebrek in de zin van artikel 1645 BW (oud). De luifel functioneert immers alleen als gevelversiering en behoort niet tot de constructie van het gebouw. De assuradeuren zijn het hier niet mee eens. Volgens hen is de luifel een bouwwerk dat behoort tot het appartementencomplex. Maar de arbiters gaan hier niet in mee. Ze vinden dat de aannemer met recht een beroep doet op de vervaltermijn van 5 jaar. De vordering is immers meer dan 5 jaar na het verstrijken van de onderhoudstermijn bij de Raad aanhangig gemaakt.
Onrechtmatige daad
Een andere vordering van de assuradeuren luidt dat de aannemer onrechtmatig jegens de woonstichting en de huismeester heeft gehandeld. Door verwijtbaar tekortschieten van zijn kant is immers een gevaarlijke situatie ontstaan. Om zich te verweren, voert de aannemer aan dat de arbiters niet bevoegd zijn hierover te oordelen. De bevoegdheid van de arbiters berust echter op par. 49 UAV 1989. Dit houdt in dat ze over alle geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen de aannemer en de woonstichting, een oordeel kunnen uitspreken. Maar de arbiters zijn van oordeel dat de assuradeuren hiermee geen andere feiten op tafel leggen dan hiervoor behandeld om hun vorderingen te onderbouwen. Als het om de rechten van de huismeester gaat ten opzichte van de aannemer, hebben de assuradeuren geen recht van spreken. Bij de overeenkomst was de huismeester immers geen partij.
De vorderingen van de assuradeuren wijzen de arbiters af. Wel betalen ze de proceskosten.
Geschilnummer: 30.203
Tekst: Paulien Ruitenbeek
Illustratie: Pennestreek