Een woningeigenaar ergert zich groen en geel aan de krakende trappen in zijn pas opgeleverde woning. Hij geeft de aannemer opdracht herstelwerkzaamheden aan de trappen uit te voeren. Maar daarmee is het probleem niet opgelost: de trappen kraken nog steeds. De arbiter onderzoekt en beoordeelt de zaak.
Nakoming overeenkomst
De opdrachtgever stelt dat, nu de trappen in de woning kraken, er geen sprake is van goed en deugdelijk werk. De aannemer is gewoonweg te kort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hij eist alleen vervangende schadevergoeding. In herstel door de vakman heeft de woningeigenaar geen vertrouwen meer.
De arbiter neemt bij het belopen van de trappen in de woning van de opdrachtgever bij beide trappen op nagenoeg alle treden een krakend geluid waar. Dit gekraakt is hoogst ongebruikelijk en wordt door hem zelfs als excessief aangemerkt.
Verborgen gebrek
Volgens de opdrachtgever is sprake van een verborgen gebrek. Dat ziet de aannemer anders. Hij stelt dat het gebrek – als het al een gebrek betreft – te laat is gemeld. De onderhoudstermijn stopte op 12 april; de klacht is op 13 april kenbaar gemaakt. De arbiter is het met de vakman eens: het is geen verborgen gebrek, maar een tijdens de onderhoudstermijn aan de dag getreden gebrek. De opdrachtgever geeft immers zelf aan dat het kraken al een tijdje aan de gang was, dat het zich geleidelijk heeft geopenbaard en dat hij – toen het kraken ernstige vormen begon aan te nemen – hiervan melding heeft gemaakt bij de aannemer. Eén dag na het verstrijken van de onderhoudstermijn en dus te laat, oordeelt de arbiter.
Ondanks deze te late melding heeft de aannemer de klacht wel in behandeling genomen. Door dat te doen, heeft hij zich verplicht de herstelwerkzaamheden naar de eisen van goed en deugdelijk werk uit te voeren. Nu het herstel onvoldoende is, kan de aannemer achteraf – in een procedure 2,5 jaar na de melding van de klacht – niet meer beroepen op de te late melding van de klacht.
Herstelkosten
De opdrachtgever vordert ter zake van herstelkosten een bedrag van 7.113,02 euro. Ter onderbouwing van dit bedrag brengt hij een aantal offertes in het geding, die betrekking hebben op het plaatsen van nieuwe trappen. De kosten die gepaard gaan met vervanging van de trappen staan volgens de arbiter echter in onevenredige verhouding tot de ernst en omvang van de klacht. Hij wijst geen herstelkosten, maar een bedrag in verband met waardevermindering toe à 4.500 euro. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Beide partijen betalen elk de helft van de arbitragekosten à 2.987,46 euro.
Geschilnummer 31.391
Tekst: Viola Huurnink
Illustratie: Pennestreek