Overgangsregeling voor aangescherpte TOjuli

De aangescherpte TOjuli, die vanaf deze week van kracht is, krijgt een zachte landing. Tot 1 januari 2025 kunnen EP-adviseurs volstaan met een eenvoudige verklaring dat de aanwezige warmtepomp voldoende koelcapaciteit heeft om oververhitting te voorkomen.

Warmtepomp niet langer voldoende voor vrijstelling TO juli

Alleen het hebben van een warmtepomp die kan koelen in een woning is niet langer genoeg om een vrijstelling te krijgen voor de oververhittingseis TO-juli. Vanaf juli dit jaar moet ook een berekening van de zoninstraling worden bijgevoegd.

Dick van Ginkel: ‘Laten we ons focussen op Europese regelgeving en niet zelf weer iets verzinnen’

Dick van Ginkel werkt als technisch innovatiemanager bij TBI WOONlab aan comfortabele en energiezuinige woningen. Zijn blik is gericht op de toekomst. Zomernachtventilatie, biobased isolatiemateriaal; allemaal interessant, maar het moet wel worden gewaardeerd in de geldende bouwregels. Anders wordt het niet mainstream. “We proberen een paar jaar vooruit te kijken. Dan loop je snel tegen barrières op.”

Evaluatie

Recent schreef minister Hugo de Jonge: “Hierbij stuur ik u de beleidsdoorlichting van artikel 4.2 van begroting VII…”

Premium

Onbeperkt toegang tot
 PREMIUM  artikelen en
Bouwwereld digitaal
lezen?

Dat kan al vanaf € 7,29 per maand.

Webinar over TOjuli

TOjuli is nog steeds een onbekende voor velen in de branche. De comforteis is op 1 januari in het leven…

Houtbouw en thermisch comfort

De publicatie van dit artikel op LinkedIn zorgde voor een groot aantal reacties. Auteur Johan Kaspers van Nieman Raadgevende Ingenieurs…

mobile_mid

De BENG-eis

BENG staat voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen en is een norm die eisen stelt aan de energieprestatie van nieuwbouw in Nederland. De BENG-norm vervangt sinds 1 januari 2021 de Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en is bedoeld om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving, in lijn met Europese richtlijnen zoals de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD). De focus ligt op een efficiënter energiegebruik, vermindering van CO₂-uitstoot en een hogere inzet van hernieuwbare energie.

    1. Welke BENG-eisen zijn er?

    De BENG-norm bestaat uit drie indicatoren: 

    1. BENG 1: Energiebehoefte van het gebouw in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar. Dit is de maximale hoeveelheid energie die nodig is voor verwarming en koeling van het gebouw. 
    2. BENG 2: Primair fossiel energiegebruik in kWh per m² gebruiksoppervlak per jaar. Dit geeft de hoeveelheid fossiele energie aan die wordt gebruikt, rekening houdend met de inzet van hernieuwbare energie. 
    3. BENG 3: Aandeel hernieuwbare energie in procenten. Het percentage energie dat afkomstig is uit hernieuwbare bronnen, zoals zonnepanelen en warmtepompen. 

    Voor woningen en utiliteitsgebouwen gelden specifieke grenswaarden voor deze drie indicatoren, afhankelijk van factoren zoals gebouwtype en -grootte.

    Daarnaast is de TOjuli-eis geïntroduceerd. Deze eis moet  oververhitting in de woningbouw voorkomen: TOjuli op woning/appartementniveau die niet groter dan 1,2 mag zijn. Een alternatief hiervoor vormt het opstellen van een dynamische simulatieberekening met een grenswaarde GTO (gewogen temperatuur overschrijding) van maximaal 450 uur.

    In de tabel hieronder de BENG-eisen voor woningen in hoofdlijnen. De grenswaarde van de BENG 1-eis is hoger bij woningen met een ongunstige geometrie en/of een lichte bouwconstructie. De BENG-eisen voor utiliteitsbouw zijn afhankelijk van de specifieke gebruiksfunctie. Voor een volledig overzicht zie het Besluit bouwwerken leefomgeving.

    IndicatorWoongebouwenGrondgebonden woningen
    BENG 1Energiebehoefte≤ 65 kWh/m²/jaar≤ 55 kWh/m²/jaar
    BENG 2Primair fossiel energieverbruik≤ 50kWh/m²/jaar≤ 30 kWh/m²/jaar
    BENG 3Aandeel hernieuwbare energie≥ 40%≥ 50%
    TOjuliTemperatuuroverschrijding ≤ 1,2≤ 1,2

    2. Hoe wordt de BENG vastgesteld?

    De berekening van de BENG-indicatoren wordt uitgevoerd met behulp van de software die voldoet aan de bepalingsmethode NTA 8800. Met de invoering van de NTA is er één bepalingsmethode gekomen om de energieprestatie van alle gebouwen te bepalen. Aan de hand van de NTA 8800 kan worden aangetoond dat een bouwwerk aan de BENG-eisen voldoet.

    3. In welke wetgeving is de BENG vastgelegd?

    De wettelijke basis voor de BENG-norm is te vinden in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl), dat onderdeel uitmaakt van de Omgevingswet. Hierin zijn de minimumeisen vastgelegd waaraan een bouwaanvraag moet voldoen. De NTA 8800 als bepalingsmethode is daarbij verplicht.

    4. Hoe is de BENG ontstaan?

    De BENG-norm vindt zijn oorsprong in de eerder genoemde EPBD, die EU-lidstaten verplichtte om vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen ‘bijna energieneutraal’ te maken. Nederland vertaalde deze verplichting in de BENG-eisen, waarbij de EPC werd vervangen. Dit was noodzakelijk om beter te kunnen sturen op de afzonderlijke aspecten van energieprestatie: energiebehoefte, fossiel energiegebruik en hernieuwbare energie.

    5. De drie BENG-indicatoren

    De BENG-normen worden beoordeeld aan de hand van drie indicatoren: BENG 1, BENG 2, en BENG 3. Elke indicator richt zich op een specifiek aspect van de energieprestatie van een gebouw en draagt gezamenlijk bij aan energiezuinige, duurzame en comfortabele gebouwen.

    5.1 BENG 1: Energiebehoefte

    5.1.1 Wat houdt BENG 1 in?

    BENG 1 beperkt de energiebehoefte van een gebouw. Dit verwijst naar de hoeveelheid energie die nodig is om het gebouw te verwarmen, te koelen en een aangename binnentemperatuur te behouden, zonder rekening te houden met de efficiëntie van installaties of het type energiebron.

    5.1.2 Hoe wordt BENG 1 berekend?

    De energiebehoefte wordt uitgedrukt in kWh per vierkante meter gebruiksoppervlakte per jaar (kWh/m².jr). De berekening is gebaseerd op factoren zoals: 

    • Thermische isolatie: Rc-waarden van dak, gevel, vloer en U-waarden van ramen;
    • Luchtdichtheid: hoe goed het gebouw tocht voorkomt;
    • Gebouwvorm: compacte gebouwen hebben minder energieverlies via de schil dan gebouwen met een complexe vorm;
    • Oriëntatie en daglichttoetreding: een slimme oriëntatie vermindert de afhankelijkheid van kunstmatige verwarming of koeling. 
    • Passieve maatregelen: gebruik van zonwering, overstekken of zomernachtventilatie om oververhitting te voorkomen.

    5.2 BENG 2: Primair fossiel energiegebruik

    5.2.1 Wat houdt BENG 2 in?

    BENG 2 beperkt het gebruik van fossiele brandstoffen voor het verwarmen, koelen, ventileren, en het leveren van warm tapwater. Deze indicator beoordeelt hoe efficiënt de gebruikte installaties zijn en in welke mate fossiele energiebronnen worden vervangen door duurzame alternatieven. Het energieverbruik voor verlichting en huishoudelijke apparaten blijft hierbij buiten beschouwing.

    5.2.2 Hoe wordt BENG 2 berekend?

    De berekening wordt uitgevoerd in kWh per vierkante meter gebruiksoppervlakte per jaar (kWh/m².jr). Hierbij wordt rekening gehouden met: 

    • Installatie-efficiëntie: Hoe goed installaties zoals warmtepompen, cv-ketels of ventilatiesystemen functioneren.
    • Type energiebron: Elektriciteit heeft een lagere primaire energiecoëfficiënt (PEF) dan aardgas. In 2021 was dit voor elektriciteit 1,45 , wat de conversieverliezen bij opwekking weerspiegelt. 
    • Verliesfactoren: Energieverlies in leidingen, warmtewisselaars, opslag en ventilatie.

    5.3 BENG 3: Aandeel hernieuwbare energie

    5.3.1 Wat houdt BENG 3 in?

    BENG 3 stelt een minimumeis aan het aandeel energie dat afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Dit omvat energie uit zonnepanelen, zonnecollectoren, warmtepompen, biomassa, en aansluiting op een warmtenet dat gebruik maakt van restwarmte of hernieuwbare bronnen.

    5.3.2 Hoe wordt BENG 3 berekend?

    BENG 3 wordt uitgedrukt als een percentage van het totale energieverbruik. Het aandeel hernieuwbare energie wordt berekend door de hoeveelheid energie uit duurzame bronnen te delen door de totale energiebehoefte van het gebouw.  Bijvoorbeeld: Als een gebouw 30% van zijn energiebehoefte dekt met zonnepanelen, is de BENG 3-score 30%. 

    Je kunt zorgen voor een hoge BENG 3-waarde door:

    • Toepassing van zonne-energie, zoals PV(T)-panelen, een zonneboiler of een warmtepomp;
    • Externe warmtelevering via warmtenetten. Zo’n net kan geheel of gedeeltelijk aangemerkt worden als hernieuwbare energie. Dit wordt getoetst door het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid.

    5.4 Relatie tussen de indicatoren

    De drie BENG-indicatoren werken nauw samen en vereisen een integrale benadering: 

    1. BENG 1 beïnvloedt direct de resultaten van BENG 2 en 3. Hoe lager de energiebehoefte, hoe minder fossiele en hernieuwbare energie nodig is. 
    2. Een efficiënte installatie (BENG 2) kan compenseren voor een iets hogere energiebehoefte (BENG 1), mits duurzame bronnen (BENG 3) voldoende bijdragen. 
    3. BENG 3 stimuleert investeringen in hernieuwbare energie, maar de combinatie van een goede gebouwschil en efficiënte installaties blijft essentieel.

    6. TOjuli

    De TOjuli-indicator (Temperatuur Overschrijding) is een aanvullende eis binnen de BENG-regelgeving die specifiek is bedoeld om oververhitting in woningen te voorkomen. Deze eis is sinds 1 januari 2021 van kracht en speelt een belangrijke rol bij het ontwerpen van comfortabele en toekomstbestendige woningen in een steeds warmer wordend klimaat.

    6.1 Wat is TOjuli?

    TOjuli meet de mate waarin een gebouw in de zomermaanden (juli) oververhit raakt. Het geeft een indicatie van het risico dat binnenruimtes oncomfortabel warm worden. De TOjuli-score wordt bepaald op basis van een berekening die factoren zoals zoninstraling, thermische isolatie, luchtdichtheid, ventilatie en gebouworiëntatie meeneemt.

    De grenswaarde van TOjuli is afhankelijk van het gebouwtype. Voor woningen en appartementen geldt een maximum waarde van 1,2 (een dimensieloze waarde), wat gezien wordt als een acceptabel risico op oververhitting.

    6.2 Hoe is TOjuli onderdeel van BENG?

    Hoewel TOjuli formeel geen deel uitmaakt van de drie BENG-indicatoren (energiebehoefte, fossiel energiegebruik en hernieuwbare energie), is het een verplichte aanvullende eis binnen de BENG-systematiek. TOjuli waarborgt dat het streven naar energiezuinigheid niet ten koste gaat van het thermisch comfort in de zomer. Dit voorkomt dat passieve maatregelen zoals goede isolatie en luchtdichtheid leiden tot warmteaccumulatie.

    6.3 Wat zijn de gevolgen van TOjuli in de praktijk?

    Om aan de TOjuli-eis te voldoen, kunnen zowel passieve als actieve maatregelen worden getroffen. De voorkeur gaat uit naar passieve maatregelen, aangezien deze geen energie kosten in de gebruiksfase van de woning. Actieve maatregelen hebben daarentegen een negatieve impact op de BENG 2-waarde:

    1. Passieve maatregelen
      1. Zonwering: installatie van dynamische (bijvoorbeeld zonneschermen) of vaste zonwering (zoals lamellen of overstekken);
      1. Beperking van glasoppervlak: Vooral aan zuid- en westgevels, waar de zoninstraling het grootst is;
      1. Zonwerend glas: Toepassing van glas met een lagere g-waarde om de warmteoverdracht te minimaliseren.
      1. Oriëntatie: optimalisatie van de gebouworiëntatie om directe zoninstraling in de zomermaanden te beperken. 
      1. Schaduwrijke omgeving: aanleg van bomen of andere natuurlijke elementen om zonlicht te blokkeren.
    2. Koeling door ventilatie
      1. Balansventilatie met bypass: hiermee kan overbodige warmte in huis worden afgevoerd.
      1. Zomernachtventilatie: mechanische of natuurlijke systemen om koelere nachtelijke buitenlucht naar binnen te brengen.
    3. Actieve koeling
      1. Koeling van de woning door een airconditioning, warmtepomp of externe koudelevering.

    Ten tijde van de invoering van de BENG-eisen gold dat bij toepassing van actieve koeling (bijvoorbeeld airconditioning of warmtepompen) de TOjuli automatisch op 0,0 werd gezet. Met andere woorden, bij actieve koeling werd ervan uit gegaan dat de kans op temperatuuroverschrijding beperkt is. Met ingang van juli 2024 is die vrijstelling teruggedraaid voor koeling via warmtepompen of airconditioning. In de praktijk blijkt namelijk dat de koelcapaciteit vaak onvoldoende is. Om dit te voorkomen moet voortaan middels een beoordeling van de zoninstraling worden aangetoond dat met de geïnstalleerde koeling het risico op oververhitting voldoende laag is.

    6.4 Gewogen Temperatuuroverschrijdingsberekening (GTO)

    De Gewogen Temperatuuroverschrijdingsberekening (GTO) is een aanvullende of alternatieve methode om het risico op oververhitting in gebouwen te beoordelen. Deze methode biedt een verfijnde benadering ten opzichte van de standaard TOjuli-eis die onderdeel is van de BENG-norm.

    De GTO-berekening is vooral nuttig in situaties waarin de TOjuli-score niet volledig recht doet aan de specifieke kenmerken van een gebouw of een complexere analyse vereist is. Een omgevingsvergunning mag verleend worden als het aantal gewogen overschrijdingsuren op jaarbasis niet meer is dan 450, ook al is het TOjuli getal hoger dan 1,2.

    7. Wat zijn de gevolgen van de BENG-regelgeving voor woningbouw?

    7.1 Welke maatregelen zijn nodig om woningen aan de BENG-eisen te laten voldoen?

    Om te voldoen aan de BENG-eisen moeten woningen worden ontworpen en gebouwd met een focus op drie pijlers: beperking van de energiebehoefte, vermindering van fossiel energiegebruik, en toepassing van hernieuwbare energie. Dit vertaalt zich in de volgende maatregelen:

    1. Optimalisatie van de schil 

    • Isolatie: Hoogwaardige isolatie van dak, gevels, vloeren en beglazing met een hoge Rc-waarde en HR++ of triple glas. 
    • Luchtdichtheid: Strikte aandacht voor luchtdicht bouwen om energieverlies door kieren en naden te minimaliseren. 

    2. Efficiënte installaties

    • Verwarming en warm water: Installatie van warmtepompen (lucht-water, bodem-water) of andere duurzame verwarmingssystemen. 
    • Ventilatie: Mechanische ventilatie met warmteterugwinning (WTW) om energieverlies bij ventilatie te beperken. 

    3. Gebruik van hernieuwbare energie 

    • Zonnepanelen: Integratie van PV-panelen om te voldoen aan de BENG 3-eis voor hernieuwbare energie.
    • Warmteopslag: Installatie van systemen die hernieuwbare warmte opslaan, zoals thermische opslag of buffervaten.

    4. Slim ontwerp 

    • Oriëntatie: Optimalisatie van daglichttoetreding en passieve zonnewinsten door de juiste plaatsing van ramen en gebruik van zonwering.
    • Compactheid: Een compact gebouwvolume vermindert energieverlies via de gebouwschil.

    7.2 Hoe is de BENG anders ten opzichte van de EPC-norm?

    De EPC-norm legde de focus vooral op de totale energieprestatie van het gebouw, uitgedrukt in een enkele waarde. Het stelde ontwerpers vrij om op verschillende manieren aan de norm te voldoen, waardoor bijvoorbeeld zonnepanelen werden ingezet om tekorten elders in het ontwerp te compenseren. De BENG-regelgeving verdeelt dit echter over drie indicatoren, waardoor: 

    • De energiebehoefte (BENG 1) expliciet wordt begrensd, met meer nadruk op passieve maatregelen zoals isolatie en luchtdichtheid. 
    • Fossiel energiegebruik (BENG 2) niet langer met uitsluitend zonnepanelen kan worden gecompenseerd; efficiënte installaties zijn cruciaal.
    • Hernieuwbare energie (BENG 3) een minimumeis stelt aan het aandeel duurzame energie.

    Dit leidt tot een meer gebalanceerde benadering, maar vereist vaak meer investeringen en complexere ontwerpen.

    8. Wat zijn de gevolgen van de BENG-regelgeving voor utiliteitsbouw?

    8.1 Welke maatregelen zijn nodig om utiliteitsgebouwen aan de BENG-eisen te laten voldoen?

    Voor utiliteitsgebouwen zoals kantoren, scholen en zorginstellingen zijn de maatregelen vergelijkbaar met die in de woningbouw, maar met specifieke aanpassingen voor het gebruik en de schaal van deze gebouwen:

    1. Geoptimaliseerde gebouwschil 

    • Isolatie en luchtdichtheid: hogere isolatiewaarden en luchtdichtheid, vergelijkbaar met woningbouw, maar aangepast aan grote geveloppervlakken en specifieke eisen zoals grote glaspartijen. 
    • Zonwering: dynamische of vaste zonwering om oververhitting in grote kantoorruimtes te voorkomen, wat de koelvraag beperkt. 

    2. Energiezuinige installaties 

    • Klimaatsystemen: warmtepompen, gecombineerd met laagtemperatuurverwarming (LTV) en hoogtemperatuurkoeling (HTK), worden veel toegepast. 
    • Verlichting: gebruik van ledverlichting en lichtmanagementsystemen om het energiegebruik te minimaliseren.

    3. Hernieuwbare energiebronnen 

    • Zonne-energie: Grote oppervlakken van daken en gevels worden benut voor zonnepanelen of zonnecollectoren. 
    • Warmtekrachtkoppeling (WKK) en aansluiting op warmtenetten zijn relevant voor grotere gebouwen. 

    4. Slimme gebouwtechnologie 

    • Gebouwbeheersystemen (GBS): Deze systemen monitoren en optimaliseren het energiegebruik door dynamische sturing van installaties. 
    • Adaptieve ventilatie: Sensor-gestuurde ventilatiesystemen die zich aanpassen aan de bezetting van ruimtes. 

    8.2 Hoe is de BENG anders ten opzichte van de EPC-norm?

    Net als bij woningen verschuift de focus met BENG naar een meer gebalanceerde en transparante verdeling van energie-eisen: 

    • Voor grote gebouwen is de beperking van energiebehoefte (BENG 1) veel strikter, wat meer aandacht vraagt voor passieve ontwerpstrategieën. 
    • De nadruk op fossielvrij energiegebruik (BENG 2) heeft geleid tot een bredere inzet van warmtepompen en elektrische oplossingen, in tegenstelling tot gasgestookte installaties die bij EPC nog veel werden gebruikt. 
    • Hernieuwbare energie (BENG 3) wordt gestimuleerd door de beschikbaarheid van grote dak- en geveloppervlakken voor PV-systemen.