Faay Vianen is een zelfstandig Nederlands familiebedrijf dat al ruim 50 jaar modulaire biobased wanden maakt. Daarmee is het bedrijf een grote en zelfs internationale speler. Sinds 2005 vormt Monique de Vos-Faay samen met haar broer Mark de directie. Als het om bedrijfsvoering gaat, hebben ze dezelfde visie: vooruitkijken en blijven kijken hoe Faay in de wereld van de klant past. Het tweetal speelt in op nieuwe ontwikkelingen en investeert in nieuwe technologieën, zoals onlangs in de aanschaf van een nieuwe zero waste-productielijn.
De wanden van Faay zijn volgens Monique de Vos-Faay wereldwijd vermaard om hun unieke eigenschappen en milieuvriendelijke karakter. De wand heeft een kern van vlas, een onuitputtelijke grondstof die hernieuwbaar, herwinbaar en milieuvriendelijk (biobased) is. Het product werd begin jaren ‘70 door haar vader ontwikkeld. Zijn gedachtegang was ook toen al dat de producten die hij op de markt wilde brengen, gemaakt moesten worden van een onuitputtelijke grondstof. De precieze reden van die keuze hebben zij en haar broer nooit kunnen achterhalen. Hoogstwaarschijnlijk heeft het te maken met het feit dat haar vader afkomstig was uit een agrarische familie. Maar het was ook de tijd van de oliecrisis en het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome over de milieuproblematiek. Beide gaven de eerste contouren aan van een aanstaande grondstofschaarste. “Waarschijnlijk hebben beide factoren een rol gespeeld,” zegt de Viaanse onderneemster, “maar helemaal zeker weten doe ik het niet.”
‘Projecten met natuurlijke, hernieuwbare grondstoffen zoals vlas, hennep, hout en stro tonen aan dat duurzaamheid en esthetiek hand in hand kunnen gaan’
Kun je wat meer over vlas vertellen?
“Vlas is een eenjarige wit of blauw bloeiende plant die je in het voorjaar inzaait en die binnen drie tot vier maanden oogstrijp is. In Europa groeit het gewas vooral in de kuststroken van Zeeuws-Vlaanderen, België en Noord-Frankrijk. De lange vezels worden verwerkt tot linnen voor de textielindustrie. De minder lange vezels gaan naar de bouwindustrie, waar er isolatiemateriaal van gemaakt wordt. De korte vezels zijn voor de papierindustrie. Het zaad van de plant wordt gebruikt voor de vermeerdering en de vervaardiging van lijnolie. Aan het einde van de keten worden de stengeldeeltjes en de wortels gebruikt voor de fabricage van de vlasschevenplaat die wij in onze panelen verwerken. Al deze toepassingen geven een 100 procent benutting van de vlasplant.”

Wat kun je vertellen over de kern van jullie wanden?
“De platen vormen de kern van onze prefab scheidingswanden. Als bindmiddel voor de vlasplaten gebruiken we een milieuvriendelijke lijm. We krijgen de platen aangeleverd en maken er leidingschachten in. Aan de zijkant en de bovenkant frezen we er groeven in voor de onderlinge verbinding. Afgelopen jaar hebben we bovendien geïnvesteerd in een nieuwe productielijn. De nieuwe machine verlengt de vlasplaten, waardoor we de productie zo kunnen instellen dat we nauwkeuriger, efficiënter en zero waste produceren. Bovendien kunnen we nu ook op iedere gewenste lengtemaat produceren. Deze investering markeert een belangrijke stap in onze ambitie om duurzamer en milieu vriendelijker te produceren. Met een lager energieverbruik en een verbeterd productieproces verkleinen we onze ecologische footprint en dragen we bij aan een betere toekomst.”
Wat horen jullie uit de markt als het om circulariteit gaat?
“We merken dat steeds meer bedrijven de impact van hun bouwmethoden op de leefomgeving erkennen. Het gebruik van biobased materialen en circulair bouwen zijn geen trends meer, maar worden langzaamaan de norm. Projecten met natuurlijke, hernieuwbare grondstoffen zoals vlas, hennep, hout en stro tonen aan dat duurzaamheid en esthetiek hand in hand kunnen gaan. Daarnaast groeit de vraag naar modulaire en herbruikbare bouwconcepten die flexibiliteit en afvalreductie bieden. De focus ligt bij Faay niet alleen op circulariteit, ook hergebruik is belangrijk. Onze wens is dat ons product tijdens de levenscyclus zo lang mogelijk herbruikbaar is.”
Wanneer drong het tot Faay door dat de lineaire bouweconomie z’n langste tijd heeft gehad?
“Daar werken we al geruime tijd aan. Concreet hebben we in de coronatijd onze LCA’s (levenscyclusanalyses, red.) vernieuwd. Daarnaast kregen we vragen van onze opdrachtgevers over het hergebruik van onze wanden. Een aantal grote retailers gebruikt onze wanden meerdere keren tijdens een ombouw van bijvoorbeeld een showroom of winkel, maar op een gegeven moment is een wand toch aan het einde van zijn levensduur. Van die retailers kregen we de vraag of we de wanden niet opnieuw konden gebruiken. Precies daar ligt voor ons een geweldige uitdaging waar we vol op inzetten. Wij leveren een samengesteld product – een kern van vlas met een toplaag aan weerszijden. De vraag is dan hoe je die producten van elkaar af kunt halen en opnieuw kunt verwerken tot een product dat aan precies dezelfde hoge kwaliteitseisen voldoet als voor het eerst gemaakte producten.”
Hoe gaan jullie hergebruik van grondstof organiseren?
“We onderzoeken op allerlei manieren hoe we de materialen uit elkaar kunnen halen. We hebben geëxperimenteerd met water en met hitte, en hebben geprobeerd de toplaag er met een machine af te steken. We hebben ook onderzocht of het niet beter is het product helemaal te vermalen en er iets anders van te maken, voor de bouw of een andere markt. We zijn er nog niet uit. Hergebruik van grondstoffen zit bij ons nog in de pilotfase. Maar wat voor ons beslist wel vaststaat, is dat we het samengestelde product aan het einde van zijn levenscyclus willen terugnemen en hergebruiken. Per slot van rekening zijn het onze grondstoffen en die willen wij opnieuw kunnen inzetten.”
Heeft dat geëxperimenteer al iets concreets opgeleverd?
“Jazeker. In samenwerking met SAM Panels hebben wij een wand ontwikkeld die 100 procent duurzaam en circulair is. De wand bestaat uit een vlaskern, voorzien van een toplaag die geheel bestaat uit gerecycled organisch restmateriaal, oftewel koemest. Dat maakt het een uitzonderlijk aantrekkelijk alternatief voor onder andere MDF, spaanplaat, gipsplaat, multiplex en OSB.”
Wat zijn jullie duurzaamheidsdoelen tussen nu en pakweg 2030?
“Onze doelstelling is om in zeven jaar – hiervan is er al twee jaar voorbij – wanden aan het einde van hun levenscyclus uit elkaar te kunnen halen en opnieuw in te zetten als grondstof voor nieuwe producten.”
‘Het vlasafval dat wij gebruiken heeft zich al bewezen, maar alternatieve gewassen als hennep, zonnekroon en miscanthus zijn veelbelovend’
Waarom zeven jaar?
“Naast de bouw is de retail een grote afzetmarkt voor ons. Dat segment is goed voor zo’n 35 procent van onze omzet. De retail hanteert een ombouwcyclus van zeven jaar. Dan gaat men de winkels opnieuw inrichten en verbouwen. In de woningbouw zijn de cycli veel langer. Als we daar op wachten met ontwikkelen, zijn we een paar decennia verder. Daarom hebben we onszelf een behoorlijk ambitieuze doelstelling opgelegd. En het gaat ons lukken. We liggen op schema, maar we hebben nog wel wat testen en rapporten van onze scheidingwanden te gaan voordat we alles voor elkaar hebben. Veiligheid en gegarandeerde kwaliteit, daar doen we geen concessies aan.”
En waar staan jullie in 2050, als de economie 100 procent circulair moet zijn?
“Dan gebruiken we in elk geval onze grondstoffen opnieuw en zijn onze producten circulair. Tegen die tijd kunnen we de kern hergebruiken en gaan de toplagen naar de recycling. De partners waarmee samenwerken, zijn namelijk met hetzelfde vraagstuk bezig. Het is niet zo dat wij het alleen doen. En we kijken verder dan naar vlas alleen. We onderzoeken regelmatig de consequenties en gevolgen van kernen en toplagen van andere materialen.”
Kun je daar een concreet voorbeeld van geven?
“We zijn betrokken bij het projecttraject van veeteelt naar vezelteelt. Dat wordt vanuit het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur gefinancierd en gesubsidieerd. Het doel is om boeren een aantrekkelijk verdienmodel te bieden als ze omschakelen van veeteelt naar vezelteelt, bijvoorbeeld door het verbouwen van vlas. Vezels kunnen namelijk toegepast worden als grondstof voor de bouw. Dat is een interessant project. De agrarische sector en de bouwsector behoren namelijk tot de grootste vervuilers in Nederland en die footprint moet omlaag. We kennen de uitkomst nog niet, maar samen optrekken is een aantrekkelijke gedachte. Als we gewassen die op het land groeien, kunnen inzetten als grondstof voor een eindproduct in de bouw, zetten we flinke stappen in de goede richting. Het vlasafval dat wij gebruiken heeft zich al bewezen, maar ook alternatieve gewassen als hennep, zonnekroon en miscanthus (olifantsgras, red.) zijn veelbelovend.”

Jullie gebruiken vlas al sinds de jaren ‘70. Waarom ga je dan toch mee in dat landbouwtraject?
“Bijvoorbeeld om te onderzoeken of er meer vlas verbouwd kan worden in Nederland. We worden gezien als een voorbeeld voor de sector, ook die van de boeren. Wij laten op vrij grote schaal zien wat er mogelijk is met landbouwproducten in de bouw. Veel mensen die in de veeteelt zitten, hebben geen idee wat er kan met een landbouwgewas. Om ze te overtuigen zul je bewijsmateriaal moeten aanleveren.”
En… wat gebeurt er zoal met landbouwgewassen?
“Een van de gemakkelijkste voorbeelden is isolatiemateriaal. Dat kun je heel goed maken van bijvoorbeeld hennepvezels. De vraag waarom het draait, is of het haalbaar en rendabel is om gezamenlijk een keten op te zetten. Wij hebben aangegeven dat al het vlas dat wij nodig hebben, in Nederland kan groeien. Alleen staat hier geen fabriek die alle platen kan maken die wij nodig hebben. Dus halen we ze uit Noord-Frankrijk. Overigens is de rit naar Noord-Frankrijk bijna net zo ver rijden als naar Noord-Groningen, een gebied waar je ook vlasteelt vindt, maar het is geen China. Dus uit milieu-oogpunt is het prima.”
Maar het is dus niet lokaal geproduceerd. Dat is toch ook belangrijk in een circulaire economie?
“De opbrengst van vlasplaten is ongeveer drie ton per hectare. Faay verwerkt de platen van ongeveer 1.350 hectare vlasteelt. Deze hoeveelheden zijn in Nederland momenteel nog niet mogelijk met de juiste kwaliteit. Daar komt bij dat wat wij lokaal noemen, een fabrikant en boer meestal niet lokaal noemen. Voor ons betekent ‘lokaal’ West-Europa. Je moet kijken waar de grond geschikt is en een fabriek rendabel kan opereren. Om een fabriek te laten renderen, heb je behoorlijk veel vlas nodig. Vaak meer dan één boer aan kan. Het gaat om het hele verhaal, maar er zijn in West-Europa voldoende kleigronden om op een rendabele manier gewassen voor de bouw te produceren. Het is zowel haalbaar als rendabel om een keten op te zetten waarin de agrarische sector en de bouw gezamenlijk floreren. Dat staat los van de vraag waar in Europa je een fabriek neerzet.”







